Thema 2 - Gezondheid- herhaling moeilijke woorden

 Thema 2 
Gezondheid
We herhalen de woorden van het thema.
We herhalen de spreekwoorden van het thema.
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Thema 2 
Gezondheid
We herhalen de woorden van het thema.
We herhalen de spreekwoorden van het thema.

Slide 1 - Slide

behandelen
Proberen om iemand die ziek is, beter te maken.

Slide 2 - Slide

De behandeling
De verzorging door een dokter

Slide 3 - Slide

de behandeling

Slide 4 - Slide

De behandeling

Slide 5 - Slide

De verzorging door een dokter.

Slide 6 - Open question

De regels die zeggen wat je wel of niet mag eten of drinken,
bijvoorbeeld als je wilt afvallen.

Slide 7 - Open question

Het dieet

Slide 8 - Slide

Het dieet
De regels die zeggen of je wel of niet mag eten of drinken, bijvoorbeeld als je wilt afvallen.

Slide 9 - Slide

De winkel waar je medicijnen kunt (op)halen.

Slide 10 - Open question

De Apotheek

Slide 11 - Slide

de apotheek

Slide 12 - Slide

De apotheek

Slide 13 - Slide

Een briefje bij een medicijn waarop staat wat er in dat medicijn zit, wat het medicijn met je doet en hoe je het medicijn moet gebruiken.

Slide 14 - Open question


de bijsluiter


Slide 15 - Slide

De bijsluiter

Slide 16 - Slide

De bijsluiter

Slide 17 - Slide

Wat je elke dag eet en wanneer je dat doet

Slide 18 - Open question

Of je fit bent of niet.

Slide 19 - Open question

Een middel tegen een ziekte, een geneesmiddel

Slide 20 - Open question

Hoe het met jouw lichaam gaat
(of je bijvoorbeeld ziek bent of niet).

Slide 21 - Open question

Dat zeg je van iemand die veel sport

Slide 22 - Open question

Een te hoge temperatuur van het lichaam waardoor iemand zich ziek voelt

Slide 23 - Open question

Dat wat je ziek maakt

Slide 24 - Open question

De dokter waar je altijd naartoe gaat als jij je niet goed voelt.

Slide 25 - Open question

Een briefje van de dokter waarop staat welk medicijn je moet krijgen.

Slide 26 - Open question

Op een bepaalde manier kijken of er iets met iemand aan de hand is.

Slide 27 - Open question

Een stof in eten en drinken die je helpt om gezond te blijven.

Slide 28 - Open question

Via Vooraf - Woordenschat - thema 2 
Uitdrukkingen/gezegden

Slide 29 - Slide

Mijn ..... kookt
In ..... en nieren
Een ..... op iemand hebben
Door dik en ....
Een ...... in je keel hebben
oogje
hart
dun
kikker
bloed

Slide 30 - Drag question

Gaan met die .......
Buiten ....... zijn
Met bloed, ......  en tranen
Als kat en ..... leven.
Tegen het zere ..... schoppen
hond
zweet
banaan
been
adem

Slide 31 - Drag question

Een oogje op iemand hebben
A
Heel boos zijn
B
Heel erg
C
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
D
Iemand heel leuk vinden

Slide 32 - Quiz

Als kat en hond leven
A
Met veel zin aan iets beginnen
B
Altijd ruzie met elkaar maken
C
Heel boos zijn
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 33 - Quiz

Door dik en dun
A
Heel boos zijn
B
Heel erg
C
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
D
Iemand heel leuk vinden

Slide 34 - Quiz

Een kikker in je keel hebben
A
Niet goed kunnen praten omdat je schor bent
B
Met veel zin aan iets beginnen
C
Heel hard hijgen, omdat jij je ingespannen hebt
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 35 - Quiz

Mijn bloed kookt
A
Heel boos zijn
B
Heel erg
C
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
D
Iemand heel leuk vinden

Slide 36 - Quiz

Gaan met die banaan!
A
Niet goed kunnen praten omdat je schor bent
B
Met veel zin aan iets beginnen
C
Heel hard hijgen, omdat jij je ingespannen hebt
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 37 - Quiz

Tegen het zere been schoppen
A
Heel boos zijn
B
Ergens heel veel moeite voor doen
C
Een pijnlijke opmerking tegen iemand maken
D
Altijd ruzie met elkaar maken

Slide 38 - Quiz

Buiten adem zijn
A
Niet goed kunnen praten omdat je schor bent
B
Met veel zin aan iets beginnen
C
Heel hard hijgen, omdat jij je ingespannen hebt
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 39 - Quiz

Met bloed, zweet en tranen
A
Niet goed kunnen praten omdat je schor bent
B
Met veel zin aan iets beginnen
C
Heel hard hijgen, omdat jij je ingespannen hebt
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 40 - Quiz

In hart en nieren
A
Heel boos zijn
B
Heel erg
C
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
D
Iemand heel leuk vinden

Slide 41 - Quiz


Heel erg boos zijn
Schrijf de juiste uitdrukking op

Slide 42 - Open question


Ergens heel veel moeite voor doen
Schrijf de juiste uitdrukking op

Slide 43 - Open question


Iemand heel erg leuk vinden
Schrijf de juiste uitdrukking op

Slide 44 - Open question

Elkaar steunen op leuke en op minder leuke momenten
een opmerking maken over een pijnlijk onderwerp voor iemand
Heel erg boos zijn
Mijn bloed kookt
Buiten adem zijn
Door dik en dun
Tegen het zere been schoppen
In hart en nieren

Slide 45 - Drag question

Iemand heel leuk vinden
Met veel zin aan iets beginnen
Altijd ruzie met elkaar hebben
Een oogje op iemand hebben
Als kat en hond leven
Een kikker in je keel hebben
Gaan met die banaan
In hart en nieren

Slide 46 - Drag question