voltooid deelwoord zwak uitleg en quiz

het voltooid deelwoord 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

het voltooid deelwoord 

Slide 1 - Slide

Mhhh....... wat is eigenlijk het voltooid deelwoord?

Slide 2 - Slide

Kijk naar de onderstaande zinnen
ik heb brood gegeten.
Piet heeft de pop gemaakt.
Saskia heeft de fiets gerepareerd.
Jan is naar Zwolle gegaan.

Slide 3 - Slide

Ahhh ik weet het al......
Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is.

Slide 4 - Slide

Hoe bouw je de zinnen in een verleden tijd?
Kijk naar de onderstaande zinnen.
Ik heb  een  appel gekocht  =  ich habe  einen Apfel gekauft
ik heb de hele nacht gespeeld = ich habe die ganze Nacht gespielt
Ik  ben thuis geweest = ich bin zu Hause gewesen

Slide 5 - Slide

Samenvatting 
Als je iets in het verleden wil vertellen gebruik je:
vorm van sein of haben + voltooid deelwoord:
 Ik heb gezien = Ich habe gesehen

Slide 6 - Slide

 Hoe vorm je een voltooid deelwoord in het Duits?
Kijk naar de volgende video.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Samenvatting  ge + stam +t
Let op !!!!
1. Als de stam van het werkwoord op -t, -d  of een dubbele medeklinker (bijvoorbeeld zeichnen, rechnen öffnen) eindigt, dan komt er een extra -e voor de uitgang.  gewartet
2.  De werkwoorden die eindigen op -ieren, hebben geen ge- voor de stam.
notiert

Slide 9 - Slide

Let op !!!!
Het is nog derde uitzondering .
De voltooid deelwoorden van  onregelmatige werkwoorden sein en werden zijn:
sein = gewesen
werden = geworden

Slide 10 - Slide

Geen paniek. Wij zijn nu helemaal klaar met theorie en nu ga je aan de slag met oefenen. 

Slide 11 - Slide

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kaufen is
A
gekauft
B
gekaufd
C
kauft
D
kaufen

Slide 12 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord haben is
A
habt
B
gehabd
C
gehabt

Slide 13 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord wohnen is
A
wohnen
B
gewohnd
C
gewohnt
D
wohnt

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord studieren is
A
gestudiert
B
gestudierd
C
studiert
D
studieren

Slide 15 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord arbeiten is
A
arbeitet
B
gearbeitet
C
arbeiten
D
gearbeit

Slide 16 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord retten (redden) is
A
geret
B
gerettet
C
geretest
D
geretten

Slide 17 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord melden is
A
gemeldet
B
gemeld
C
gemelt

Slide 18 - Quiz

Waar is een fout ?
A
geöffnet
B
gesucht
C
gewesen
D
gefunkioniert

Slide 19 - Quiz

Er .............. die ganze Zeit gewartet.
A
ist
B
hat

Slide 20 - Quiz

Wie lange hast du in Berlin ..............?
A
gewesen
B
gewohnt
C
gelacht
D
restaurierd

Slide 21 - Quiz