- Genoeg te drinken > belangrijk voor concentratie - Genoeg te eten > even ontspannen tussendoor
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Spelling
- ZIN beginnen met een HOOFDLETTER! - Getallen uitschrijven - Zoveel mogelijk woorden overnemen uit de tekst - NIET afbreken
Slide 5 - Slide
Formuleren
- Geen vage verwijzingen > in het antwoord altijd personen/voorwerpen/zaken noemen. Geen 'het is een goed idee' > wat dan? De schrijver is het ermee eens > waarmee?
- Let op verwijswoorden > woordenboek gebruiken!
Slide 6 - Slide
Een fiets gebruik je om mee te fietsen. Wat geeft 'om te' aan?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
voorbeeld
Slide 7 - Quiz
Man helpt echtpaar, jat daarna hun spullen. Wat geeft het signaalwoord 'daarna' aan?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
oorzaak-gevolg
D
chronologisch
Slide 8 - Quiz
Sneeuw. Dus NS schrapt helft van de treinen. Wat geeft 'dus' aan?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
voorbeeld
D
samenvatting
Slide 9 - Quiz
Hoe noem je zo'n zin? 'Dat is om een aantal redenen niet wenselijk
A
Kernzin
B
Signaalzin (aankondigend)
C
Signaalzin (terugblikkend)
D
Geen idee
Slide 10 - Quiz
Wat voor een signaalzin is dit? 'Welke conclusie kunnen we nu trekken uit bovenstaande onderzoeksresultaten?'
A
terugblikkend
B
aankondigend
C
aankondigend en terugblikkend
D
geen van allen
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
Nu aan de slag!
Blz. 163 Tekst 3
Lees de tekst eerst globaal
Daarna helemaal: markeer kernzinnen, signaalzinnen en omcirkel signaalwoorden
M: vraag 24 t/m 31
Ga steeds terug naar de tekst en baseer je antwoorden op woorden/ zinnen uit de tekst