3.1 Bronnen van inkomen

Welkom!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Cijfers proefwerk 
Hoofdstuk 2

Slide 2 - Slide

Proefwerkvraag 1
Uit de tekst blijkt dat op Marktplaats 7,3 miljoen bezoekers maandelijks ruim tien miljoen advertenties plaatsen.
Bereken hoeveel advertenties gemiddeld per bezoeker per maand worden geplaatst. Rond af op twee decimalen en laat je berekening zien.

Slide 3 - Slide

Proefwerkvraag 2
Ronald heeft aandelen gekocht van een beleggingsfonds. Hiermee loopt hij minder risico dan met aandelen van een individueel bedrijf.
Waarom loopt hij minder risico met aandelen van een beleggingsfonds? Licht je antwoord toe.

Slide 4 - Slide

Bronnen van inkomen

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inkomen uit arbeid en inkomen uit bezit
Ik kan voorbeelden geven van inkomsten uit arbeid
Ik kan voorbeelden geven van inkomsten uit bezit
Ik kan aangeven dat er inkomensverschillen zijn

Slide 6 - Slide

Op welke manieren kan je geld verdienen, of een inkomen krijgen?

Slide 7 - Mind map

Soorten inkomsten
Met en zonder tegenprestatie
  • Inkomen met tegenprestatie
    - inkomen uit arbeid
    - inkomen uit bezit

  • Inkomen zonder tegenprestatie, uitleg in paragraaf 2
    - overdrachtsinkomens

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Soorten inkomsten
Inkomsten uit arbeid
  • Loon
  • Prestatieloon: bonus als je goed gewerkt hebt
  • Eindejaarsuitkering
  • Vakantiegeld
  • Inkomen uit natura: betaald worden met goederen of diensten (auto van de zaak, telefoon... )

Slide 10 - Slide

Soorten inkomsten
De loonschaal
  • Het loon van een docent hangt af van zijn ervaring (tredes).
  • Het loon van een docent hangt af van zijn functie, talenten of diploma's (schaal LB, LC of LD).

Slide 11 - Slide

inkomen uit bezit
1. rente op spaargeld
       2. dividend uit aandelen
    3. huur uit huizenbezit
                          4. pacht voor landbouwgronden 

Slide 12 - Slide

Inkomen
Nationaal inkomen










Alle inkomens uit arbeid en bezit in een land bij elkaar opgeteld

Slide 13 - Slide

Soorten inkomen
Personele inkomensverschillen
  • Het nationaal inkomen is oneerlijk verdeeld omdat niet iedereen evenveel verdient.
  • In rijke landen zijn de verschillen tussen hoge en lage lonen kleiner.
  • Het meest voorkomende inkomen noemen we het modaal inkomen.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Personele inkomensverdeling
  • De verdeling van het totale inkomen in een land over de inwoners, heet de personele inkomensverdeling.

Slide 17 - Slide

personele inkomensverdeling

De verdeling van het totale

inkomen over de inwoners.

Slide 18 - Slide

inkomenverschillen
  1. opleiding
 2. leeftijd
  3. ervaring
                              4. verantwoordelijkheid
                      5. nachts/weekend 

Slide 19 - Slide

modaal inkomen
meest voorkomende inkomen in een land

Slide 20 - Slide

Welke voorbeelden zijn inkomsten uit arbeid?
A
Huur, dividend, prestatieloon, vakantiegeld
B
Prestatieloon, dividend, rente, vakantiegeld
C
loon, loon in natura, prestatieloon, vakantiegeld

Slide 21 - Quiz

Wat is geen inkomen uit bezit?
A
pacht
B
winst
C
loon
D
rente

Slide 22 - Quiz

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 23 - Quiz

Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
het totale inkomen per land
B
inkomen (%) verdiend door (%) mensen in een land
C
het gemiddelde inkomen per persoon in een land.
D
koopkracht per persoon in een land

Slide 24 - Quiz

Wat is het "nationaal inkomen"?
A
Alle inkomens uit arbeid in een land bij elkaar opgeteld
B
Alle inkomens uit bezit in een land bij elkaar opgeteld
C
Alle inkomens uit arbeid - de inkomens uit bezit
D
Alle inkomens uit arbeid en bezit in een land bij elkaar opgeteld

Slide 25 - Quiz

Salarissen
Piet: €2.000, Henk €2.100, Liv €2.000 en Hassan €2.200
Wat is het modale inkomen?
A
€2.000
B
€2.100
C
€2.220
D
Dat kun je zo niet zeggen/berekenen

Slide 26 - Quiz

Nu maken
Opdrachten paragraaf 3.1 Bronnen van inkomen.

Huiswerk

Alle opdrachten van 3.1 die jij niet af hebt.

Slide 27 - Slide