H.1 NN KBL1 woordenschat Synoniemen

 H. 1 Woordenschat klas 1


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 H. 1 Woordenschat klas 1


Slide 1 - Slide

Wat zijn de doelen van deze les?

- Je kunt uitleggen wat synoniemen zijn.
- Je kunt voorbeelden van synoniemen geven.
- Je kunt uitleggen wat je aan synoniemen hebt.
- Je bent gestart met het onderdeel Woordenschat van        hoofdstuk 1 uit Nieuw Nederlands.

Slide 2 - Slide

Voorkennisvraag:
Wat zijn synoniemen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 3 - Quiz

Voorkennisvraag:
Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 4 - Quiz

Wat is niet juist?
A
Een synoniem is een ander woord voor
B
Synoniemen betekenen ongeveer hetzelfde
C
Kapot is synoniem van stuk
D
Synoniemen zijn dezelfde woorden met een andere betekenis

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem?
Sommige woorden hebben ongeveer dezelfde betekenis. Een scholier is bijvoorbeeld hetzelfde als een leerling. Noteren betekent hetzelfde als opschrijven. Zulke woorden noem je synoniemen. Beide woorden betekenen dan hetzelfde of bijna hetzelfde. Ken je de betekenis van een woord in de tekst niet? Zoek dan in de tekst naar een synoniem. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

timer
15:00
blz.  24+25

Slide 9 - Slide

Huiswerk
Maken: opdracht 1 + 2 blz. 24+25
Leren: de groene theorie blz. 24

Slide 10 - Slide

Nakijken

Slide 11 - Slide

Nakijken

Slide 12 - Slide

timer
15:00
blz.  25 t/m 27

Slide 13 - Slide

Nakijken

Slide 14 - Slide

Nakijken

Slide 15 - Slide

Nakijken

Slide 16 - Slide

Nakijken

Slide 17 - Slide

Nakijken

Slide 18 - Slide

Evaluatieopdracht:

Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.

- Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt.

- Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.

- Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen

timer
2:00

Slide 19 - Slide