This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 5
Investeren moet!
Slide 1 - Slide
5.1 Wat heb je nodig
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Schrijf in je schrift bij de aantekeningen wat vaste activa, vlottende activa, liquide activa en debiteuren zijn? Schrijf ook steeds een voorbeeld erbij!
Slide 6 - Open question
maken opdrachten
1 t/m 6 en 8 en 9
Slide 7 - Slide
Wat staat er aan de debetzijde van de balans?
Slide 8 - Open question
Leg uit waarom een balans altijd in evenwicht is?
Slide 9 - Open question
Op de kermis heeft Piet alvast 25 suikerspinnen gemaakt om te verkopen aan klanten. Is dit bezit een vaste activa of een vlottende activa?
A
vaste activa
B
Vlottende activa
Slide 10 - Quiz
Thomas koopt een tweedehands auto waarmee hij de schildersspullen voor zijn klusbedrijf kan vervoeren. Is dit bezit een vlotten of vaste activa
A
Vlottende activa
B
vaste activa
Slide 11 - Quiz
Marianne koopt voor haar kledingbedrijf 125 kledinghangers om kleding op te hangen. Is dit bezit een vaste activa of vlottende activa