This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Raam
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Gewenst gedrag
- Rustig binnenkomen
- Telefoon in kast
- Boeken op tafel
- Vinger opsteken en wachten op de beurt
- Werken als dat gevraagd wordt
Slide 3 - Slide
Today
How was your work-experience?
Test
Getting started
Time to practise
Slide 4 - Slide
How was your work-experience?
Waarom heet het in het Engels geen 'stage'?
Slide 5 - Slide
Test
It was a long time
8 onvoldoendes
gemiddelde van de klas 5,4
Wat kan beter?
Hoe gaan we dat doen? (met z'n allen)
Slide 6 - Slide
Vergelijken
The elephant is big, but the African elephant is even bigger than the Asian elephant. Among all land animals, the African elephant is the biggest of all.
Slide 7 - Slide
Vergelijken
Among the animals, the rooster’s feathers are colourful, the peacock’s tail is more colourful, but the butterfly fluttering in the meadow is the most colourful creature around.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Let's start comparing
Slide 10 - Slide
Bij korte woorden (éénlettergreep) maak je de vergrotende trap door er achter het woord te zetten
taller than (tall)
bigger than (big)
lazier than (lazy)
darker than (dark)
Slide 11 - Slide
Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
more beautiful than
more intelligent than
more wonderful than
more exciting than
Slide 12 - Slide
John is ..... than Pete. (nice)
A
nicest
B
nice
C
nicer
D
niceer
Slide 13 - Quiz
Visiting a museum is ...... than visiting a party. (boring)
A
boringer
B
most boring
C
more boring
D
boringest
Slide 14 - Quiz
Mary is the ......... girl in school.(beautiful)
A
most beautifullest
B
most beautiful
C
beautifuller
D
more beautifullest
Slide 15 - Quiz
Bij korte woorden (éénlettergreep) maak je de overtreffende trap door est achter het woord te zetten
tallest (tall)
biggest (big)
laziest (lazy)
darkest (dark)
Slide 16 - Slide
Bij deze lange woorden maak je de overtreffende trap door most voor het woord te zetten
most beautiful
most intelligent
most wonderful
most exciting
Slide 17 - Slide
Your dog is the ...... dog I know.(fat)
A
Fatest
B
fattest
C
fatestt
D
most Fattest
Slide 18 - Quiz
This question is ..... than that question. (easy)
A
easier
B
easiest
C
more easy
D
easyer
Slide 19 - Quiz
Bungee jumping is ........ windsurfing. (dangerous)
A
Dangerouser
B
dangerousest as
C
more dangerouser
D
more dangerous
Slide 20 - Quiz
I've got ....... money than you.(much)
A
mucher
B
much
C
more
D
morer
Slide 21 - Quiz
His jokes are the ...... of all of us.(funny)
A
funniest
B
funnier
C
funiest
D
funny
Slide 22 - Quiz
That guy is just as ...... that guy.(tall)
A
taller
B
as taller as
C
tallest
D
tall as
Slide 23 - Quiz
Wanneer het bij de vergelijking hetzelfde is dan zet je vóór en na het woord as