Paragraaf 7.4 - Verteren

Startopdracht
Zoek een plek in de klas
Mobiel in je kluis
Boek+ schrift+ pen op tafel
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

Startopdracht
Zoek een plek in de klas
Mobiel in je kluis
Boek+ schrift+ pen op tafel

Slide 1 - Slide

Planning
Startopdracht (5min)
Herhaling (5min)
Uitleg (15min)
Aan het slag (15min)
Afsluiten (5min)

Slide 2 - Slide

Wat zijn de 6 voedingsstoffen?

Slide 3 - Open question

Voedingsstoffen kun je indelen in 3 groepen met hun functie. Welke groep hoort er NIET bij?
A
Bouwstoffen
B
Beschermende stoffen
C
Bederfelijke stoffen
D
Energierijke stoffen

Slide 4 - Quiz

Waar kan je de schijf en 5 voor gebruiken?
A
om ingrediënten uit zoeken voor lekker recepten
B
om een keus te maken wat je elke dag gaat eten
C
voor gezond eten om gezond te blijven

Slide 5 - Quiz

7.4 Verteren
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de delen van het verteringsstelsel benoemen en hun werking beschrijven
  • Je kunt uitleggen wat de functie van vertering is
  • Je kunt de functie en werking van verteringsenzymen beschrijven

Slide 6 - Slide

7.4 Verteren
Hoe vervoert je verteringsstelsel voedsel? 

Verteringstelsel > van mond tot kont!
  1. Mondholte
  2. Slokdarm
  3. Maag
  4. Twaalfvingerige darm
  5. Dunne darm
  6. Dikke darm
  7. Endeldarm
  8. Anus


Slide 7 - Slide

7.4 Verteren
Wat is vertering?

  • Voedingsmiddel > bevatten voedingsstoffen (mineralen,
    vitaminen en water klein genoeg, kunnen direct in het bloed opgenomen worden)

  1. Grote voedingsstoffen moeten heel klein gemaakt worden
  2. Kleine deeltjes kunnen opgenomen worden in het bloed
  3. In het bloed opgenomen voedingsstoffen kunnen naar de cellen toe

  • Kleinmaken van voedingsstoffen heet vertering
  • Onverteerbare voedingsdelen zijn vezels > stimuleren de darmwerking



Slide 8 - Slide

7.4 Verteren
Hoe werken enzymen?
(substraat = een voedingsstof)

  1. Enzym bindt aan voedingsstof
  2. Enzym knipt voedingsstof in tweeën
  3. Enzym laat los en gaat naar de volgende

  • Enzym werkt het beste bij een optimumtemperatuur
  • Minimumtemperatuur en maximumtemperatuur (blz. 48 / vraag 12)





Slide 9 - Slide

Wat is vertering?

Slide 10 - Open question

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 11 - Quiz

7.4 Verteren
Mondholte

  • Vertering > kleiner maken van voedingsstoffen
    - begint in de mond
    - door bijten en kauwen wordt voedsel kleiner
    - speeksel kan zich goed mengen met het voedsel

  • Snijtanden > afbijten van voedsel
  • Hoektanden > vasthouden van voedsel tijdens bijten
  • Kiezen > fijnmalen van voedsel



Slide 12 - Slide

Huig en strotklepje sluiten 
neusholte en luchtpijp af tijdens slikken

Slide 13 - Slide

7.4 Verteren
Peristaltische bewegingen

Spierbewegingen waardoor
de voedselbrij door het
verteringsstelsel wordt
geduwd

Slide 14 - Slide

7.4 Verteren
  • Wat? Maken 7.4 – Opdracht 1 t/m 12
  • Hoe? Blz. 43 t/m 48
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 12 is af, niet af de rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 15 - Slide

Afsluiten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de delen van het verteringsstelsel benoemen en hun werking beschrijven
  • Je kunt uitleggen wat de functie van vertering is
  • Je kunt de functie en werking van verteringsenzymen beschrijven

Slide 16 - Slide

Startopdracht
Zoek een plek in de klas
Mobiel in je kluis
Boek+ schrift+ pen op tafel

Slide 17 - Slide

Planning
Startopdracht (5min)
Herhaling (5min)
Uitleg (15min)
Aan het slag (15min)
Afsluiten (5min)

Slide 18 - Slide

Wat doen enzymen?

Slide 19 - Open question

Peristaltische bewegingen zorgen dat
A
een arts met een cameraatje in je darmen kan kijken
B
voedsel wordt gekneed en voortgeduwd
C
je moet overgeven
D
kringspieren en lengtespieren zich ontspannen

Slide 20 - Quiz

7.4 Verteren
Leerdoel(en) van deze les:
  • Je kunt beschrijven waar in je verteringsstelsel vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten plaatsvindt
  • Je kunt uitleggen waar en hoe voedingsstoffen in het bloed komen
  • Je kunt beschrijven wat er met de voedselresten in de dikke darm gebeurt

Slide 21 - Slide

7.4 Verteren
Hoe gaat vetering?
  1. Mondholte -> speekselklieren > maken speeksel 
    - verteert zetmeel (koolhydraat)
  2. Maag -> maagsapklieren > maken maagsap (bevat maagzuur)
    - verteert eiwitten
  3. Twaalfvingerige darm -> 2 verteringssappen worden toegevoegd
    - Alvleesklier -> maakt alvleessap (verteert vetten, eiwitten en koolhydraten)
    - Lever -> maakt gal (opgeslagen in de galblaas) > hulpstof alvleessap
  4. Dunne darm > maakt darmsap
    - verteert eiwitten en koolhydraten


Slide 22 - Slide

7.4 Verteren

Slide 23 - Slide

7.4 Verteren
Waar komen voedingsstoffen in het bloed?

Voedingsstoffen naar het bloed? > dunne darm
Darmplooien zorgen voor groter oppervlak voor opname
Elke darmplooi bestaat weer uit darmvlokken

  • Voedingsstoffen door wand dunne darm
  • Daarna door wand bloedvaatjes > haarvaten
  • Zo komen voedingsstoffen in het bloed terecht
  • Bloed vervoert voedingsstoffen naar alle organen (cellen)




Slide 24 - Slide

7.4 Verteren
Wat gebeurt er in je dikke darm?

  • Onverteerbare stoffen (bijv. vezels) worden afgebroken
  • Hierbij komen stinkende gassen vrij (scheet)
  • Water wordt uit voedselbrij onttrokken

  • Dikke massa gaat naar endeldarm > opslag van ontlasting (poep)


Slide 25 - Slide

7.4 Verteren
  • Wat? Maken 7.4 – Opdracht 13 t/m 31 (22,32 niet)
  • Hoe? Blz. 50 t/m 57
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 13 t/m 22 is af, niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 26 - Slide