W50 Werken bij mensen met een beperking Deel B

Werken bij mensen met een beperking deel B
De komende week gaan wij aan de slag met deel B, je gaat zelfstandig aan de slag met de taken. Wekelijks is er een weektaak in de les, zorg ervoor dat je deze aan het eind van de week af hebt getekend. 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Werken bij mensen met een beperking deel B
De komende week gaan wij aan de slag met deel B, je gaat zelfstandig aan de slag met de taken. Wekelijks is er een weektaak in de les, zorg ervoor dat je deze aan het eind van de week af hebt getekend. 

Slide 1 - Slide

Het doel van deel B
  1. Schoonmaakwerkzaamheden kunnen plannen.
  2. Pictogrammen en symbolen kunnen toepassen.
  3. Passende schoonmaakmethode kunnen kiezen.
  4. Gebruikte materialen kunnen schoonmaken, onderhouden en opruimen.
  5. EHBO bij brandwonden kunnen verlenen.
  6. Zakelijk gesprek via de telefoon kunnen voeren.  

Slide 2 - Slide

Werken met weektaken
In de volgende slide zie je de weektaken voor komende week. Het is de bedoeling dat je aan het einde van de week de opdrachten af hebt. Ook zie je een kolom met praktische opdrachten. Deze opdrachten lever je digitaal in via magister.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Uitleg hybride onderwijs
Wekelijks gaan jullie zelfstandig werken aan de opdrachten uit je werkboek. In de weekplanning staat aangegeven welke opdrachten je NIET hoeft te maken en welke op school worden gemaakt. De rest maak je ZELFSTANDIG thuis. Elke week gaan wij aan de slag met een deel, op school worden de taken afgetekend. 

Slide 5 - Slide

Aan de slag
Naast de opdrachten uit het werkboek zijn er  verschillende vragen over de behandelde lesstof. Maak de onderstaande vragen, zorg ervoor dat je hiermee oefent. Dit is namelijk een gedeelte van de voorbereiding op de eindtoets. Heel veel succes!

Slide 6 - Slide

Huishoudelijke dienst
Voor mensen met een beperking is een huishoudelijke dienst erg belangrijk. Zij voeren verschillende werkzaamheden uit. 
  • het verzorgen van de voeding
  • schoonmaken en opruimen
  • textielverzorging (was sorteren etc)

Slide 7 - Slide

Welke werkzaamheden voert een huishoudelijke dienst uit?
A
Koken
B
Massages aan huis geven
C
Kletsen met de bewoners
D
ICT vaardigheden uitleggen

Slide 8 - Quiz

Geef twee voorbeelden van huishoudelijke werkzaamheden die jij thuis uitvoert of kan uitvoeren?

Slide 9 - Open question

Efficiënt werken
Dit houdt in dat  je doelmatig werkt, dus met zo weinig mogelijk inspanning zoveel mogelijk schoonmaken. Enkele tips om efficiënt te werken:
  • Zorg dat je alle schoonmaakmiddelen en materialen bij je hebt op de materiaalwagen.
  • Zet alles op ooghoogte zodat je geen tijd verliest met bukken.

Slide 10 - Slide

Wat is een ander woord voor instelling?
A
Een kantoor
B
Een school
C
Een organisatie
D
Een winkel

Slide 11 - Quiz

Wat is efficiënt werken?
A
Zo min mogelijk schoonmaken met zoveel mogelijk inspanning
B
Hetzelfde als ergonomisch werken
C
Zoveel mogelijk schoonmaken met zo min mogelijk inspanning
D
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken

Slide 12 - Quiz

Wat is de goede werkvolgorde?
Er zijn twee goede antwoorden.
A
Werk van beneden naar boven
B
Werk van boven naar beneden
C
Werk van droog naar nat
D
Werk van nat naar droog

Slide 13 - Quiz

Waarom moet je van schoon naar vuil werken?

Slide 14 - Open question

Wat is de juiste werkvolgorde? Er zijn twee goede antwoorden.
A
Werk van binnen naar buiten
B
Werk van buiten naar binnen
C
Werk van achter naar voor
D
Werk van voor naar achter

Slide 15 - Quiz

Reinigheidsniveaus
  • Ruwschoon: Lage eisen aan schoonmaken. Bijvoorbeeld een berging/garage.
  • Huishoudelijk schoon: Zichtbare vuil is weg. Nog wel bacteriën in de ruimte. Bijv. woonkamer.
  • Smetschoon: Een ruimte waar zelfs de bacteriën gedood zijn. 

Slide 16 - Slide

Ruwschoon
Welke ruimte hoort niet ruwschoon zijn.
A
De huiskamer
B
Een schuur
C
Een garage
D
Een kelder

Slide 17 - Quiz

Welk reinigingsniveau hoort bij een operatiekamer
A
ruwschoon
B
smetschoon
C
huishoudelijk schoon
D
gladschoon

Slide 18 - Quiz

Als je 1 x per maand de ramen lapt heet dit
A
periodieke schoonmaak
B
regelmatig schoonmaken
C
huishoudelijk schoon
D
ruwschoon

Slide 19 - Quiz

Er zijn verschillende schoonmaakniveaus.
Welke hoort niet in het rijtje thuis?
A
Smetschoon
B
Huishoudelijk schoon
C
Brandschoon
D
Ruwschoon

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Wat is ergonomisch werken?

Slide 22 - Open question

Zie je hier ergonomisch werken?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Zie je hier ergonomisch werken?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 26 - Quiz

Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
de wasvoorschriften
D
wassymbolen

Slide 27 - Quiz

Hoe heet dit etiket?
A
Behandelingsetiket
B
Samenstellingsetiket

Slide 28 - Quiz

Hoe heet dit etiket?
A
Behandelingsetiket
B
Samenstellingsetiket

Slide 29 - Quiz

Wassen op 40 C
Niet bleken
Heet strijken
Niet in de droger

Slide 30 - Drag question

Basisregels EHBO
  1. Let op gevaar
  2. Ga na wat er gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
  3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
  4. Zorg voor professionele hulp
  5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Wat voor brandwond zag je in het filmpje en hoe moet je die behandelen?

Slide 33 - Open question

Dit is een:
A
Eerstegraads brandwond
B
Tweedegraads brandwond
C
Derdegraads brandwond

Slide 34 - Quiz

Hoeveel graads brandwond is dit?
A
eerste
B
tweede
C
derde

Slide 35 - Quiz

Hoeveel minuten moet je gelijk koelen bij een brandwond?
A
5
B
15
C
10
D
1

Slide 36 - Quiz

Welke drie soorten brandwonden ken je?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Video

Wat zeg je als je de telefoon opneemt bij een zakelijk gesprek?
A
Hoi, u spreekt met ... van het Van Vredenburch College
B
Goedemiddag, wat kan ik voor u doen?
C
Goedemiddag, u spreekt met ... van het Van Vredenburch College
D
Hoi, wat kan ik voor u doen?

Slide 39 - Quiz

Bedrijfsnaam noemen
Doei
Praten over eigen problemen
Notities maken
Vriendschappelijk
Het gesprek samenvatten
Over koetjes en kalfjes
Vriendelijk

Slide 40 - Drag question

Visuele beperking
Auditieve beperking

Slide 41 - Slide

Problemen met het gehoor noem je ook wel
A
audiotieve beperking
B
visuele beperking
C
Audio beperking
D
auditieve beperking

Slide 42 - Quiz

Ik heb een visuele beperking, dan heb ik een beperking van ….
A
spraak
B
gezichtsvermogen
C
beweging
D
sociaal

Slide 43 - Quiz

Welke 5 begrippen zijn je bijgebleven?

Slide 44 - Mind map

Afsluiting 
We zijn aan het einde gekomen van deze les. Het is belangrijk dat je bij het maken van je opdrachten gebruik maakt van de stappenplannen, websites en tekstbronnen van Edu4all.  Heb je vragen, wil je meer uitleg over een bepaald onderwerp? Neem dan contact op met je lesgevende docent. Tot de volgende week.

Slide 45 - Slide