Argumentatie - Overtuigen 4H

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk standpunt draagt deze poster uit en wat is het belangrijkste argument?

Slide 2 - Open question

Argumenten
  • Standpunt en argument
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Tegenargumenten
  • Een argument bedenken
  • Een argument structureren



Slide 3 - Slide

Standpunt en argument
Standpunt = mening (of: stelling, bewering)
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak.

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben.

Aan welke woorden herken je dat dit standpunten zijn? Noteer ze op de volgende dia.

Slide 4 - Slide

Noteer de woorden waardoor je kunt herkennen dat dit standpunten zijn.

Slide 5 - Open question

Standpunt en argument

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben

Slide 6 - Slide

Standpunt en argument
Uitleg waarmee je het standpunt bewijst (of dat van een ander aanvalt).
  • Mijn zakgeld moet omhoog, omdat het eten in de schoolkantine duurder is geworden.
  • Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
  • Tim gaat geschiedenis studeren, aangezien dat zijn passie is.
  • Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.
Hoe noem je de gekleurde woorden?

Slide 7 - Slide

Hoe noem je de gekleurde woorden?
A
Argumentwoorden
B
Signaalwoorden
C
Standpuntwoorden
D
Uitlegwoorden

Slide 8 - Quiz

Feitelijk en waarderend
Feitelijk argument = Feitelijke uitspraak die standpunt ondersteunt.
- Juistheid is te controleren (waar of onwaar)
- Kun je niet over van mening verschillen

Waarderend argument = Waarderende uitspraak die aangeeft dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.
- Moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld door feiten
- Kun je over van mening verschillen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Feitelijk of waarderend uitspraken?

Vraag 6 uit O&E Kern

Slide 11 - Slide

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Wat is het standpunt?

Slide 12 - Open question

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. [Hij is immers veruit de beste in de debatten.]
Welk soort argument?
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quiz

De Rijn is de langste rivier van Nederland
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 14 - Quiz

Het eten van groente vermindert de kans op kanker.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 15 - Quiz

Jongens lopen harder dan meisjes.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 16 - Quiz

Jongens lopen gemiddeld harder dan meisjes.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 17 - Quiz

Vliegvakanties zijn schadelijker voor een duurzame wereld dan het eten van vlees.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 18 - Quiz

Voedingssupplementen verhogen de weerstand.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 19 - Quiz

Bij een lekkere gegrilde vis hoort een droge, witte wijn.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 20 - Quiz

Meedoen is belangrijker dan winnen.
A
Feitelijk en waar
B
Waarderend
C
Feitelijk en onwaar

Slide 21 - Quiz

Tegenargumenten
Een argument waarmee je een standpunt van een ander aanvalt of ontkracht. Je kunt een tegenargument ook gebruiken om een argument tegen jouw standpunt aan te vallen of te ontkrachten.

Slide 22 - Slide

Overtuigen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Een argument bedenken
Hoe bedenk je argumenten bij een standpunt/stelling?
-> Stel vragen!
  1. Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
  2. Wat zijn de voor- of nadelen?
  3. Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Een argument bedenken
1. Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
2. Wat zijn de voor- of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?

Op deze manier kun je dus al drie verschillende argumenten bedenken. ('Verschillende' = belangrijk criterium spreekopdr.)


Slide 29 - Slide

timer
10:00

Slide 30 - Slide

Werken uit het boek
Hoofdstuk 6, § 1:

- Bestudeer de theorie
- Maak opdracht 1, 2, 3, 5, 7

Slide 31 - Slide

Een argument structureren
Een sterk argument bestaat vaak uit meer dan één zin. Door een duidelijke structuur aan te houden maak je het makkelijker voor je publiek om goed te luisteren. Op die manier zullen je argumenten beter overkomen en kun je mensen ook beter overtuigen.

Dit doe je door middel van het SExI-model.

Slide 32 - Slide

Een argument structureren
Het SExI-model:
  • State -> vat in een korte zin je argument samen
  • Explain -> leg je argument uit d.m.v. twee vragen:
              - Waarom klopt je argument?
              - Waarom is je argument belangrijk?
  • Illustrate -> geef een voorbeeld of feit bij je argument

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

timer
5:00

Slide 36 - Slide

Werken uit het boek
Hoofdstuk 2, § 1:

- Bestudeer de theorie
- Maak opdracht 1, 2

Slide 37 - Slide