Les 2 - weerstand

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Lesplanning

1. Herhaling wet van Ohm
2.  Oefenopgaven maken
3. Afsluiting

Woensdag week 9

3A2 + 3A3 

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan je de wet van Ohm toepassen in schakelingen.

Korsluiting

Hoe komt het dat er bij kortsluiting een hele grote stroom gaat lopen?

Korsluiting

Weerstand en spanning bepalen samen de stroomsterkte.

Een lampje met een weerstand van 20 Ohm wordt aangesloten op een spanningsbron van 12 V. Bereken de stroomsterkte

1. I = U / R = 12 / 20 = 0,6 A
2. I = U * R = 12 * 20 = 240 A
3. I = U / R = 6 / 20 = 0,3 A
4. I = U * R = 6 * 20 = 120 A

Er wordt een 2e lampje in serie aangesloten. Wat gebeurt er met de stroomsterkte?

De stroomsterkte wordt 

...

Groter

Kleiner

even groot

De totale stroomsterkte is ...

1. I = U / R = 12 / 20 = 0,6 A
2. I = U / R = 12 / 40 = 0,3 A
3. I = U / R = 6 / 20 = 0,3 A
4. I = U / R = 6 / 40 = 0,15 A

10 Ω

20 Ω

20 Ω

U=I⋅R

10 Ω

20 Ω

I=​R​​U​​

1,5 V

4,5 V

0,5 A

1,5 A

1,0 A

1,5 Ω

Wat is voor jou van toepassing?

1. Dit is makkelijk!
2. Ik heb wat oefening nodig om het weer op te frissen.
3. Met meer oefening krijg ik dit wel onder de knie.
4. Help!!

Oefenen

• Groep 'Help'        Via een 2e meet oefenen met mij (docent)
  
  
• Groep 'Oefening nodig om op te frissen' & Groep 'Meer oefening nodig'
   - Ga naar: https://www.wetenschapsschool.nl/new_chapters/klas3_ch4.html
      Maak opdracht 1 van paragraaf 3.
   - Loop je vast ga naar een meet van een klasgenoot, deel je scherm en vraag uitleg. Kom je er
      met je klasgenoot niet uit stuur dan een mail met daarin een printscreen van de opgave. 
  
  
• Groep 'Dit is makkelijk'
    - Open een meet, deel de link in de chat en help je klasgenoten.
    - Geen klasgenoten om te helpen. Maak een mooie toetsvraag en lever deze in per mail.
     

Heb je het lesdoel behaald?
Wat heb je nog nodig om het
lesdoel te behalen?

Lesdoel

Aan het einde van de les kan je de wet van Ohm toepassen in schakelingen.

Opgave 23 van §5.2

220 wasbeurten per jaar

t = 1,5 h 

E = 139 kWh per jaar

a. Bereken het vermogen van de wasmachine

• P = E / t
  
  
• E = 139 kWh 
• t = 1,5 * 220 = 330 h 
  
  
• P = E / t
       = 139 / 330 = 0,42 kW

Opgave 23 van §5.2

220 wasbeurten per jaar

t = 1,5 h 

E = 139 kWh per jaar
1 kWh = 0,20 euro

1000 L = 0,65 euro

b. Hoeveel kosten 180 wasbeurten?

• 220 wasbeurten = 139 kWh
  
• 1 wasbeurt = 0,6318 kWh
• 180 wasbeurten = 113,7 kWh
• 113,7 * 0,20 = 22,75 euro
  
  
• 220 wasbeurten = 9240 L
• 1 wasbeurt = 42 L
• 180 wasbeurten = 7560 L
• 7,560 * 0,65 = 4,91 euro

De lampjes zijn gelijk.
Welk lampje brandt het felste?

1. A
2. B
3. C
4. B

Lampje B gaat kapot. Wat gebeurt er met de felheid van lampje A?

1. Feller
2. Even fel
3. Minder fel

Lampje B gaat kapot. Wat gebeurt er met de felheid van lampje D?

1. Feller
2. Even fel
3. Minder fel

4,8 V V

2,4 V

2,4 V

2,4 A

3,6 A