This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat zijn bedrijfsmiddelen?
A
Bedrijfsmiddelen vervaardigt u in uw onderneming en zijn bedoeld om te verkopen.
B
Bedrijfsmiddelen zijn zaken die u gebruikt in uw onderneming en oorspronkelijk bedoeld zijn om te verkopen.
C
Bedrijfsmiddelen zijn zaken die u gebruikt in uw onderneming en oorspronkelijk niet bedoeld zijn om te verkopen.
D
Bedrijfsmiddelen vervaardigt u in uw onderneming en zijn bedoeld om te verkopen.
Slide 4 - Quiz
Wat is de maatstaf van heffing?
A
Dit is het totaalbedrag van de verkoopfactuur of creditnota waar de btw op berekend wordt.
B
Dit is het totaalbedrag van de bedrijfsmiddelen.
C
Dit is het totaalbedrag van de verkoopfactuur of creditnota, inclusief btw.
D
Dit is het totaalbedrag van de uitgaande creditnota's.
Slide 5 - Quiz
Wanneer noteer je iets in de kolom 'ontvangsten'?
A
Wanneer de klant de factuur betaald heeft binnen de maand.
B
Wanneer een creditnota betrekking heeft op de factuur.
C
Wanneer de klant de factuur betaald heeft binnen de week.
D
Bij winkelontvangsten
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Wat is een verkoopfactuur?
A
Een verkoopfactuur krijgt een onderneming toe van leverancier. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant
B
Een verkoopfactuur is een factuur die je verstuurt wanneer je een product of dienst verkoopt aan een andere onderneming.
C
Een verkoopfactuur krijgt een onderneming toe van leverancier. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant
D
een verkoopfactuur maakt de onderneming op voor zijn klanten. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant.
Slide 8 - Quiz
Maak de juiste combinatie.
Het verkoopdagboek
Het aankoopdagboek
AF 10 Handelsgoederen 755,25 EUR excl. 21% btw, Alil bvbva.
Een uitgaande creditnota krijgt een onderneming toe van leverancier. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant.
B
Een uitgaande creditnota is een factuur die je verstuurt wanneer je een product of dienst verkoopt aan een andere onderneming.
C
Een uitgaande creditnota krijgt een onderneming toe van leverancier. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant.
D
Een uitgaande creditnota maakt de onderneming op voor zijn klanten. Het heeft betrekking op een voorgaande factuur. De leverancier heeft een betalingsverplichting t.o.v. de klant.
Slide 11 - Quiz
Het verkoopdagboek
Het aankoopdagboek
UCN 1 De Keersmaecker stuurt handelsgoederen voor 55,85 EUR excl. 21% btw terug.