This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H5.5 Geld verdienen met de media
Reclame Boodschappen van bedrijven die willen dat jij hun producten gaat kopen.
Slide 1 - Slide
Online profilering
Dat je op je computer of je telefoon reclame ziet die speciaal voor jou is, heeft te maken met online profilering.
Online profilering
Bedrijven verzamelen gegevens over jou en maken daarmee een digitaal profiel.
Wil je niet dat cookies op je computer of mobiel worden bewaard, dan kun je ze op je browser verwijderen of instellen dat je sites anoniem bezoekt!
Slide 2 - Slide
Trucjes
Reclamemakers gebruiken allerlei trucjes.
In reclames hoor je slogans of liedjes die je onthoudt.
In reclames worden gevoelens opgeroepen door ideaalbeelden van mensen en hun leven.
In reclames zie je vaak bekende mensen.
Influencers worden ingezet om bepaalde producten te verkopen.
Slide 3 - Slide
Manipulatie
Vaak verschijnt er in media verborgen reclame. Dat is onbetrouwbare informatie omdat ervoor betaald wordt. De situatie in een reclame is niet zoals die in het echt is. We spreken daarom van manipulatie.
Feiten worden met opzet weg-gelaten of veranderd.
Manipulatie
Slide 4 - Slide
H5.6 Jij en de media
Series en games
Voordelen:
Het is leuk en ontspannend.
Je leert over maatschappelijke problemen.
Je leert skills. (Engels, samenwerken)
Slide 5 - Slide
Nadelen:
Je krijgt een verkeerd beeld van de werkelijkheid.
Je kunt vooroordelen krijgen.
Je kunt moeilijker slapen.
Je kunt verslaafd raken aan bijvoorbeeld gamen.
Slide 6 - Slide
Sociale media
Voordelen:
Het is leuk en ontspannend.
Je kunt allerlei nieuwe dingen leren.
Je woordenschat en creativiteit worden vergroot.
Slide 7 - Slide
Nadelen
Je kunt jezelf te veel focussen op reacties en likes.
Je kunt moeilijker slapen.
Slide 8 - Slide
Wat is een goed voorbeeld van een Nadeel van social media?
A
Het is leuk en ontspannend.
B
Je kunt verslaafd raken aan bijvoorbeeld gamen.
C
Je kunt moeilijker slapen.
D
Je kunt verslaafd raken aan bijvoorbeeld gamen.
Slide 9 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van een voordeel van social-media?
A
Je woordenschat en creativiteit worden vergroot.
B
Je kunt moeilijker slapen.
C
Je kunt jezelf te veel focussen op reacties en likes.
D
Je kunt moeilijker slapen.
Slide 10 - Quiz
Feiten worden met opzet weg-gelaten of veranderd.
A
Trucjes
B
Online-profilering
C
Manipulatie
D
Reclame
Slide 11 - Quiz
Het eerste doel van reclame is...
A
Producten verkopen
B
Geld verdienen
C
Vrolijkheid brengen
D
Irritant zijn
Slide 12 - Quiz
De mediawet geldt
A
Voor alle omroepen
B
Alleen voor kranten
C
Alleen voor de publieke omroepen
D
Voor omroepen en kranten
Slide 13 - Quiz
Wat voor soort communicatie is dit?
A
Persoonlijk, verbaal, eenzijdig
B
Massaal, verbaal, meerzijdig
C
Massaal, non-verbaal, eenzijdig
D
Massaal, non-verbaal, meerzijdig
Slide 14 - Quiz
Wat is persvrijheid?
A
Vrijheid van journalisten om nieuws te brengen
B
Vrijheid om te roddelen over je klasgenoten
C
Vrijheid om koekjes te eten
D
Vrijheid om te whatsappen
Slide 15 - Quiz
Een zender in communicatie is:
A
Een tv kanaal
B
Degene die de boodschap krijgt
C
Degene die de boodschap verstuurt
D
de boodschap zelf
Slide 16 - Quiz
Wat is media
A
Communicatie middel
B
praten met andere mensen en dieren
C
heel veel mensen samen
D
Naam van een persoon
Slide 17 - Quiz
Wat is reclame?
A
Goede tijden, slechte tijden
B
Spongebob
C
Een filmpje hoe lekker Milka chocola is
D
Een filmpje over vliegtuigen
Slide 18 - Quiz
Bij communicatie:
A
ben je zelf altijd de zender.
B
Wordt informatie doorgegeven
C
is de zender altijd onbekend.
D
Moet je altijd iets zeggen
Slide 19 - Quiz
Wat is pluriformiteit in de media?
A
Er is één krant.
B
Mensen mogen hun mening geven op TV.
C
Er zijn veel soorten media.
D
Er zijn kranten met linkse en rechtse meningen.
Slide 20 - Quiz
Veel mensen gebruiken social media, deze media zijn vooral gericht op...
A
Onderlinge contacten tussen mensen
B
Algemene informatie die voor iedereen interessant is
Slide 21 - Quiz
Er zijn publieke media en commerciële media. De commerciële media verdienen hun geld met reclame.
A
Dat is niet waar
B
Dat is waar
Slide 22 - Quiz
Wat is social media?
A
Een podium om jezelf en wat je doet te delen met anderen
B
Een platform om andere mensen te leren kennen
C
Een middel om in verbinding te zijn met de rest van de wereld
D
Een plek om te leren van anderen
Slide 23 - Quiz
De media mag niet álles! Welke beperkingen zijn er voor de media?
A
Onzedelijke berichten
B
Discriminatie
C
Onwaarheden
D
Oproepen tot geweld
Slide 24 - Quiz
Wie bepalen of iets nieuws is?
A
Journalisten
B
De lezers.
C
De politici
D
De mensen die een krant kopen
Slide 25 - Quiz
Wat is het verschil tussen "media" en "social media"?
A
gebruikers maken zelf de inhoud bij media
B
gebruikers maken zelf de inhoud bij social media
Slide 26 - Quiz
Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie met handgebaren
C
Communicatie met oogcontact
D
Communicatie met lichaamstaal
Slide 27 - Quiz
Wat voor communicatie is dit?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Goede communicatie
D
Ondersteunende communicatie
Slide 28 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een ideaalbeeld in de reclame?
A
Een bekende Nederlander die vertelt dat mayonaise van Calvé heerlijk is.
B
Een automobilist die door de politie wordt aangehouden.
C
Een gelukkig stel dat op vakantie is op een zonnig tropisch eiland.
D
Een vrouw die met een somber gezicht de badkamer schoonmaakt
Slide 29 - Quiz
Wanneer is iets nieuws?
A
Het is actueel, dus net gebeurd
B
Het is bijzonder, komt niet vaak voor
C
Het gaat over belangrijke personen
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 30 - Quiz
Les 4: Social media
14. Een nadeel van social media kan zijn ...
A
Eenzaamheid
B
Verslaafd zijn aan social media
C
Negatief zelfbeeld
D
Alle antwoorden kunnen nadelen zijn
Slide 31 - Quiz
Wat is de goede betekenis van media?
A
Bedrijven die zich alleen maar bezig houden met het overbrengen van informatie.
B
Bedrijven die zich bezig houden met reclame.
C
Bedrijven die zich bezig houden met films maken.
D
Bedrijven die zich bezig houden met grote groepen mensen.
Slide 32 - Quiz
Wat is geen maatschappelijke functie van de media?
A
Informatieve functie
B
Controle- of waakhondfunctie
C
Socialiserende functie
D
Asocialiserende functie
Slide 33 - Quiz
Wat voor de ene zender nieuws is, hoeft nog geen nieuws te zijn voor een andere zender. Hoe komt dat?
A
Journalisten vragen zich altijd af of het nieuws actueel is.
B
Zenders hebben verschillende doelgroepen.
C
Nieuws moet altijd gecontroleerd worden.
D
Nieuws moet interessant zijn.
Slide 34 - Quiz
Het expres weglaten of veranderen van bepaalde informatie.
A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Beeldvorming
D
Persvrijheid
Slide 35 - Quiz
Bedrijven verzamelen gegevens over jou en maken daarmee een digitaal profiel.