Signaalwoorden

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 1 van 6
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 6 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 2 van 6
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 7 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 3 van 6
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 8 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 4 van 6
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 9 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
(meer dan 1 antwoord is goed!)
 Vraag 5 van 6
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 10 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 6 van 6
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 13 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 14 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 15 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 16 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 17 - Open question


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 18 - Open question

 Opdracht 3

Slide 19 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 20 - Drag question

Tekstverband = toelichting/uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide