Literatuurgeschiedenis

Literatuurgeschiedenis
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Literatuurgeschiedenis

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is de oudste versregel uit de Oudnederlandse literatuur
A
Hebban olla mogola nestas hagunnan, kinase ick anda thui, what unbidden we nu?
B
Willem wie vele boeken makte, daar hi diaken omme waste
C
Si was Seven Baer metten man, die ij kinderen an hare wan
D
gelobistu in got alamehtigan fadaer

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions


Memento mori =
A
Gedenk te sterven
B
Australische bevolkingsgroep
C
Pluk de dag
D
Netflix-serie

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Waarom was de uitvinding van de boekdrukkunst zo belangrijk?
A
De invloed van de kloosters nam af.
B
Is niet belangrijk, want de kunst bestond al lang.
C
het analfabetisme nam toe
D
Ideeën werden snel verspreid

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarom was er in de middeleeuwen sprake van een orale cultuur?
A
De mensen praatten gewoon graag
B
Niet iedereen kon lezen en schrijven
C
De handschriften van mensen waren slordig
D
Eigenlijk konden alleen geestelijken lezen en schrijven

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort tekst is Karel ende Elegast?
A
Een fabel
B
Een mirakelspel
C
Een ridderroman
D
Een Marialegende

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een duidelijk thema van 'Karel ende Elegast' is...
A
geweld
B
trouw
C
liefde
D
corruptie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

500-1500
1500-1600
1700-1800
1800-1850
Middeleeuwen
Romantiek
Renaissance
Verlichting

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Erasmus was een ...
A
renaissance kunstenaar
B
humanist
C
ontdekkingsreiziger
D
wetenschapper

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk(e) ding(en) horen niet bij emblematiek
A
motto
B
subscriptio
C
petrarkisme
D
pictura

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat deed men in de Rederijkerskamers?

A
Leerlingen leerden daar schilderen van de meester
B
Muziek maken, dichten, toneelstukken schrijven, discussiëren, enz.
C
Dat was een soort Tweede Kamer van de Gouden Eeuw
D
Daar maakten ze één van de eerste kranten uit die tijd

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel coupletten heeft het Wilhelmus?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

tragedie
14 regels
Douwes Dekker
renaissance
briefroman
hooggeplaatste personages
Multatuli
Gouden Eeuw
sonnet
kennis en opvoeding

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat vond Max Havelaar van de kolonisatie?
A
Slecht, Hij vond dat de Nederlanders slecht behandelt werden.
B
Prima, hij vond het de schuld van de Indische bevolking zelf.
C
Prima, hij bemoeide zich er niet echt mee.
D
Slecht, hij vond dat de Nederlanders de Indische bevolking onderdrukte.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Acrostichon?
A
Een acrobatische act tijdens een toneelstuk
B
Een gedicht waarbij de eerste letters van de regels een woord vormen
C
Een decorwissel tijdens een toneelstuk
D
Een verhaal waarin de Griekse oudheid centraal staat

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Middeleeuwen
Renaissance
Verlichting
Romantiek
Realisme
Karelroman
Tragedie
Feodale stelsel
Klucht
Komedie
Kinderliteratuur
Briefroman
Kolonialisme
Multatuli
Naturalisme

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Wat is geen kenmerk van een sonnet?
A
Een sonnet is verdeeld over vier strofen.
B
Het heeft geen strak rijmschema.
C
Een sonnet bestaat uit veertien regels.
D
De eerste twee strofen bestaan elk uit vier regels.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke drie elementen komen er voor in de emblematiek

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Mede door bovengenoemde stroming gingen mensen zich meer openstellen voor kunst, geneeskunde, astrologie en literatuur. Men ging de werken uit de Klassieke Oudheid opnieuw waarderen, we spreken ook wel van de hergeboorte of Renaissance. Welke literatuurgenres werden toen populair in Nederland?
Kies uit:
A
emblematiek, dichtkunst, geuzenliederen en toneel
B
emblematiek, dichtkunst, ridderverhalen en toneel
C
emblematiek, dichtkunst en toneel
D
emblematiek, toneel en opvoedkundige versjes

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Literatuuranalyse

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

realistische fictie
non-fictie
niet-realistische fictie
verhaal is echt gebeurd. 
verhaal is niet echt gebeurd, maar dat had wel gekund. 
verhaal is niet echt gebeurd en kan ook niet echt gebeuren.

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

lectuur
literatuur
eenvoudig taalgebruik
voorspelbaar
diepgang
natuurlijk en origineel taalgebruik
ontwikkeling van personages
vaste rolpatronen
vaker maatschappijkritisch
laat nadenken
volgens de algemeen heersende moraal
wat de lezer wil horen
vaak clichématig
vaak happy end
vaak een open eind

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Lees het volgende fragment
"Ik weet niet hoe lang wij daar tegenover elkaar stonden, zonder te spreken. Ik verroerde mij niet, hij evenmin. Ik wachtte, maar zonder angst, in volkomen ontspanning. Het kwam mij voor dat dit het moment was waartoe alle gebeurtenissen, sinds de geboorte van Oeroeg en mij, onherroepelijk geleid hadden. Het was in ons gegroeid en gerijpt, buiten onze wil, buiten ons bewustzijn om. Hier was, voor het eerst, het kruispunt waarop wij elkaar in uiterste eerlijkheid konden ontmoeten.
Hij hief zijn wapen. ‘Ik ben niet alleen,’ zei ik, hoewel ik niet geloof dat het angst was die me daartoe dreef. Het liet mij werkelijk onverschillig of hij me neer zou schieten of niet. De uitdrukking van zijn gezicht veranderde niet, maar zijn wijsvinger ontspande zich rondom de trekker van de revolver, Ik concludeerde hieruit dat hij wel alleen was. ‘Ga weg,’ zei hij in het Soendanees, ‘ga weg, anders schiet ik. Je hebt hier niets te maken.’
(…)
Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welke richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het nooit weten. Ik heb zelf het vermogen verloren hem te herkennen."
Uit: Hella Haasse, Oeroeg


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is hier aan de hand?
A
De ik-figuur loopt met patrouille door het bos en denkt een bekende (Oeroeg) te zien. Ook de tijd daarna blijft hij nadenken over wie hij gezien heeft.
B
De verteller en Oeroeg hebben een emotionele hereniging waarbij ze hun oude vriendschap herstellen.
C
De verteller herkent Oeroeg onmiddellijk en voelt vreugde over het terugzien van zijn oude vriend.
D
Oeroeg en de verteller zijn samen op patrouille en maken een plan om hun toekomst samen te bespreken.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de belangrijkste open plek? Wordt die ingevuld?
A
Heeft hij Oeroeg gezien of niet? Ja.
B
Heeft hij Oeroeg gezien of niet? Ja. Heeft hij Oeroeg gezien of niet? Nee, hij weet het niet en zal het ook nooit weten.
C
De open plek is of de verteller in gevaar is, en ja, hij wordt neergeschoten door Oeroeg.
D
De open plek is of de verteller in gevaar is, en nee dit weet je niet.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor een einde heeft dit fragment?
A
Open einde
B
Gesloten einde

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Chronologsich
Niet-chronologisch
Terugverwijzing
Vooruitwijzing
Flashback
onderbreekt de chronologische volgorde. Gaat voor een langer stuk tekst terug in de tijd. 
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren.
Volgens het verloop van de tijd.
Een verwijzing naar iets wat eerder gebeurde in een paar zinnen.
Niet in de goede volgorde verteld. 

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Welk begrip uit het hoofdstuk tijd is hier van toepassing?
De dood van een koning
Het was gelukkig voor de kleine Stach dat hij alleen maar weet had van eten en slapen, die eerste tijd van zijn leven. Want gruwelijke rampen troffen hem. Het begon met zijn vader, die metselaar was. Hij was in die maanden ingeschakeld bij de restauratie van de St.-Aloïsius, de grote kathedraal van Wiss. De morgen na Stachs geboorte kwam er een bode van het paleis. Hij vertelde dat de koning dood was en dat de man die gewoonlijk de vlag uitstak op de Aloïsius de vorige avond kletsnat was geregend en griep had. Of Stachs vader nu zo vriendelijk wilde zijn op de toren de vlag halfstok te hangen. Hij moest toch naar boven.
De metselaar had die nacht natuurlijk niet veel geslapen. Mijmerend over zijn zoon stapte hij mis, wankelde en sloeg achterover van de hoogste omloop.
Ze kwamen het Stachs moeder vertellen aan haar kraambed. De arme vrouw was er zo door geschokt dat ze de kraamvrouwenkoorts niet overleefde en enkele dagen later was Stach een wees.
Uit: Jan Terlouw, Koning van Katoren, 1971

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Welk begrip uit het hoofdstuk tijd is hier van toepassing?
A
Flashback – Er wordt teruggekeken op gebeurtenissen die plaatsvonden vóór Stachs geboorte.
B
Niet-chronologisch vertellen – De gebeurtenissen worden niet in de volgorde verteld waarin ze plaatsvonden.
C
Tijdverdichting, er wordt kort verteld wat er in enkele dagen gebeurt.
D
Tijdsprong – Er wordt een grote periode overgeslagen tussen de geboorte van Stach en de dood van zijn ouders.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Je leest over de 
gevoelens en gedachten
Weinig aandacht
Uiterlijk moet je
vaak zelf bedenken
Helper of tegenstander
Uiterlijk 
wordt beschreven
Geen gevoelens of gedachten
Veel aandacht
Hoofdpersoon
Bijpersoon

Slide 30 - Drag question

Wat hoort bij een hoofdpersoon en wat hoort bij een bijpersoon? Sleep de zinnen in het midden naar de juiste categorie; hp of bp. 
Welke manipulatietechnieken kan een schrijver gebruiken?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Opfrissen begrippen verhaalanalyse
Verteltijd
Vertelde tijd
De tijd die het kost om een verhaal (voor) te lezen.
De totale tijd die binnen het verhaal verstrijkt.

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Fragment lezen
Dan loopt Daniël het voorkamertje in waar de vloer bedekt is met vergeelde kranten. De spetters witkalk die erop liggen steken er helderwit tegen af.
In het begin zag je niet dat ik zoveel gemorst had. De kranten zijn nu bijna bruin geworden. Je kan ze niet eens meer lezen. Hij buigt zich diep om de datum van de kranten te lezen. 6 juni. Ik heb ze hier verleden jaar voor de zomervakantie neergelegd. Waarom heb ik het nooit afgemaakt? (...)
Waarom heb ik hier nooit meer planten en meubels neergezet sinds Sonja wegging, alsof in deze kamer een zo ernstige besmettelijke ziekte heeft geheerst dat leven er nooit meer mogelijk is.
Bron: Jan Wolkers, Een roos van vlees, Meulenhof, Amsterdam 1963

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Beschrijf de ruimte.
A
Het is een kamertje vol oude rommel en vergeelde kranten. Geen meubilair.
B
De kamer is weliswaar klein, maar de aanwezigheid van planten en meubels maakt het sfeervol.
C
De kamer heeft recent een grote schoonmaakbeurt gehad, wat zorgt voor een frisse uitstraling.
D
De kamer is bedekt met vergeelde kranten en er zijn geen planten

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welke sfeer proef je hier?
A
De sfeer is er één van verval, verlatenheid en vergane glorie.
B
De verteller voelt warmte en nostalgie terwijl hij terugdenkt aan de goede tijden in de kamer.
C
De sfeer is onverschillig, zonder uitgesproken emoties of persoonlijke details.
D
De kamer straalt een positieve energie uit en de verteller kijkt met optimisme naar de toekomst.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Heb je hier te maken met overeenkomst tussen ruimte en handeling of niet?
A
Overeenkomst met handeling. Sonja is weggegaan.
B
Overeenkomst met handeling. Sonja is weggegaan en sindsdien heeft hij er niets meer aan gedaan, het lijkt erop dat hij niet verder kan/wil.
C
Nee, de handeling van Daniël past niet bij de ruimte, omdat de kamer fris en levendig is, terwijl hij somber en in zichzelf gekeerd is.
D
Nee, de ruimte staat los van Daniëls handeling, omdat hij bezig is met praktische zaken zoals het lezen van data op de kranten.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

"Waarom heb ik hier nooit meer planten en meubels neergezet..."
Wat vermoed jij?

A
Hij was somber en zag geen toekomst zonder Sonja.
B
Daniël gelooft dat hij te veel tijd heeft besteed aan zijn werk om zich met de inrichting van de kamer bezig te houden.
C
Daniël denkt dat hij de kamer misschien helemaal niet meer nodig heeft en daardoor geen moeite heeft gedaan om het in te richten.
D
Daniël vermoedt dat hij financieel niet in staat is om nieuwe meubels of planten aan te schaffen.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

'Kijk', zei ik, 'het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,' en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.
Toen ik een stokoud mannetje decapiteerde, wilde hij het graag van dichtbij zien – zoals ik trouwens verwacht had – dat het bloed breeduit over zijn kleding spatte.
Bron: Maarten ’t Hart, De kroongetuige, De Arbeiderspers Amsterdam 1983
Welk perspectief wordt hier gebruikt?
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij) perspectief
C
Alwetend of auctoraal perspectief
D
Meervoudig perspectief

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Zilver bladert in het Boek met Duizend Platen.
Hij kijkt naar een man die niet kan lachen. Zweren op zijn mond, zijn neus weggerot, wat tussen zijn benen hangt is rood en ziek. Hij is kaal. Syfilis in het laatste stadium, staat eronder. Met zijn lippen heeft deze man vrouwen gezoend, met zijn neus hun geuren opgesnoven. Zij streelden zijn schouders. Hun vingers trokken door zijn haar. Misschien had hij zwarte krullen, weerbarstig, door geen kam of vet te bedwingen. Zijn ogen zijn aangetast. Zo komen zoeners te pas. Zilver voelt aan zijn krullen en likt zijn lippen. Hij is nog heel.
Bron: Adriaan van Dis, Zilver of het verlies van de onschuld, Uitgeverij Meulenhoff Amsterdam 1988
Welk perspectief wordt hier gebruikt?

Welk perspectief wordt hier gebruikt?
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij) perspectief
C
Alwetend of auctoraal perspectief
D
Meervoudig perspectief

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar. Elk omgeven door een tuin hadden zij met hun kleine balkons, erkers en steile daken de allure van villa's, ofschoon zij eerder klein waren dan groot; op de bovenverdieping hadden alle kamers schuine muren. Zij stonden er verveloos en enigszins vervallen bij, want ook in de jaren dertig was er niet veel meer aan gedaan. Elk droeg een brave, burgerlijke naam uit onbezorgder dagen: Welgelegen, Buitenrust, Nooitgedacht, Rustenburg Bron: Harry Mulisch, De aanslag, De Bezige bij, Amsterdam 1983
Welk perspectief wordt hier gebruikt?

Welk perspectief wordt hier gebruikt?
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij) perspectief
C
Alwetend of auctoraal perspectief
D
Meervoudig perspectief

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Stijlkenmerken
• Zijn de zinnen kort of lang?
• Gebruikt de schrijver veel/weinig bijvoeglijke en/of zelfstandige naamwoorden?
• Is de tekst moeilijk of makkelijk geschreven?
• Gebruikt de schrijver vaak de lijdende/bedrijvende vorm (de bedrijvende vorm is directer, zorgt voor meer beleving)?
• Is de tekst in de verleden/tegenwoordige tijd geschreven? De tegenwoordige tijd zorgt voor meer betrokkenheid, de verleden tijd schept wat meer afstand.
• Heeft de schrijver een voorkeur voor bepaalde leestekens? Puntjes (….) bijvoorbeeld kan je gebruiken om spanning op te wekken.
• Maakt de schrijver veel gebruik van ironie? De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt. Hij spot met bepaalde zaken of zichzelf (zelfspot) en maakt veel gebruik van neologismen (nieuwe woorden) en stijlmiddelen als overdrijvingen, understatements en beeldspraak.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

De strafdag
Van der Karbargenbok was voor één heelen dag weggezonden. Bint had over deze inkorting van straf geen uitleg gegeven. Het stelde de Bree teleur. Hij was te trots om te vragen. Hij had toch altijd zeven blijvers. Hij was 's middags terug vóór twee. Hij had geen andere blijvers dan uit de hel. Hij deed er het licht aan, liet de deur open. Telkens ging de deurbel. De conciërge slofte af en aan. Het gespuis kwam binnen. Ze waren ongeveer op tijd. Hij liet het zoo.
Bron: Ferdinand Borderwijk – Bint


Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Fragment 2 - Hersenschimmen
In het leven terug? ... maar waar is zoiets gebleven? ... is er wel zoiets? ... of was gewoon alles inbeelding van het hoofd? ... hersenschimmen?
Bron: Bernlef – Hersenschimmen

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Fragment 3 - Joe Speedboot
De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.
Bron: Tommy Wieringa - Joe Speedboot

Slide 44 - Open question

This item has no instructions