Coniunctivus II

In deze les
oefenen met coniunctivus - herkennen & vertalen

Je hebt twee opties:
1) gebruik de LessonUp om te oefenen met het snappen van de con., je houdt je boek bij de hand en neemt de tijd
2) gebruik de LessonUp om te kijken of je het snapt, je leert eerst de gramm (p.39, 41 en 43), maak dan de Les zonder boek
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

In deze les
oefenen met coniunctivus - herkennen & vertalen

Je hebt twee opties:
1) gebruik de LessonUp om te oefenen met het snappen van de con., je houdt je boek bij de hand en neemt de tijd
2) gebruik de LessonUp om te kijken of je het snapt, je leert eerst de gramm (p.39, 41 en 43), maak dan de Les zonder boek

Slide 1 - Slide

vertaal de volgende combinaties

Slide 2 - Slide

ἐπειδαν ἐπιμελωμεθα

Slide 3 - Open question

ἱνα ποιῃς

Slide 4 - Open question

ἐαν ποηθῃ

Slide 5 - Open question

μη πεσητε

Slide 6 - Open question

ὁς ἀν ἰδῃ

Slide 7 - Open question

ἱνα ταυτα εἰπητε

Slide 8 - Open question

bijzin
de volgende woordcombinaties zijn te zien als bijzinnen in de indicativus - kies de juiste omzetting naar een coniunctivus

Slide 9 - Slide

εἰ ἠλθομεν
- als wij gekomen zijn
A
εἰ ελθωμεν
B
ἐαν ἐλθωμεν
C
εἰ ἠλθωμεν
D
ἐαν ἠλθωμεν

Slide 10 - Quiz

ἱνα ἐγενου
- opdat jij wordt
A
ἱναν γενῃ
B
ἱναν ἐγενου
C
ἱνα γενῃ
D
ἱνα ἐγενῃ

Slide 11 - Quiz

ἱνα οὐ ἀπωλεσθε
A
ἱνα μη ἀπολησθε
B
ἱνα οὐ ἀπολησθε
C
ἱνα μη ἀπωλεσθε
D
ἱνα οὐ ἀπωλησθε

Slide 12 - Quiz

soorten bijzinnen
let op:
- signaalwoorden
- ἀν
- ontkenning of niet

Slide 13 - Slide

ὁπως αὐτους λαβωμεν
A
generalis
B
finalis
C
futuralis
D
bijzin met indicativus

Slide 14 - Quiz

μη τουτο ἑλητε
A
generalis
B
finalis
C
futuralis
D
hoofdzin met coniunctivus

Slide 15 - Quiz

ὁς φευγῃ

A
foutief Grieks (ἀν mist)
B
correct Grieks (hier hoeft geen ἀν)

Slide 16 - Quiz

con. in betr.bijz.

- heeft altijd signaalwoord ἀν
volgende segment:

welke vorm hoort niet bij de vier? 
(bedenk ook waarom)

Slide 17 - Slide

welke vorm hoort niet bij de vier?
(bedenk ook waarom)
A
λυησθε
B
λυσωμεθα
C
λυσαντος
D
λυσῃ

Slide 18 - Quiz

welke vorm hoort niet bij de vier?
(bedenk ook waarom)
A
παθῃς
B
λεγωμεν
C
ἐλθωσιν
D
ἰδητε

Slide 19 - Quiz

welke vorm hoort niet bij de vier?
(bedenk ook waarom)
A
B
ὠμεν
C
ᾐς
D
ἠν

Slide 20 - Quiz

coniunctivus hoofdzin
1) adhortativus (aansporing)
2) prohibitivus (verbod) 
3) dubitativus (twijfel)

Slide 21 - Slide

de adhortativus staat altijd in de
A
1e persoon
B
2de persoon
C
3de persoon
D
kan allemaal

Slide 22 - Quiz

De dubitativus komt voor in ...
A
vraagzinnen
B
afhankelijke vragen
C
zinnen waar twijfel uit spreekt
D
antwoord a, b en c

Slide 23 - Quiz

de ontkenning bij de adhortativus is hetzelfde woord als de ontkenning bij de prohibitivus
A
juist: μη
B
onjuist; adh οὐ, proh μη
C
juist: οὐ
D
onjuist; adh μη, proh οὐ

Slide 24 - Quiz

vertaal de volgende zinnetjes - kies steeds de juiste manier om de con. te vertalen

Slide 25 - Slide

εἰπωμεν τουσδε τους λογους

Slide 26 - Open question

μη αὐτῳ τουτο παρασχητε

Slide 27 - Open question

μη παυσωμεθα

Slide 28 - Open question

ποτερον τον οἰνον πινωμεν ἠ το ὑδωρ

Slide 29 - Open question

καθιζωμεθα

Slide 30 - Open question

πως φυγωμεν τους κινδυνους

Slide 31 - Open question

μη τουτο ποιησῃς

Slide 32 - Open question

οὐκ ἐχω τί ποιησω
(ἐχω, hier: weten)

Slide 33 - Open question

Waar zou je de komende week in de les nog tijd aan willen besteden in voorbereiding op het PW?

Slide 34 - Open question