DNA les 1

• Hoogbegaafdheid
• Biologie
• Basisschool
• Groep 4-8

DNA

les 1

Hoe komt het dat deze familieleden zo op elkaar lijken?

Alle organismen (mensen, dieren, planten) hebben DNA

Alle mensen

hebben DNA

1. waar
2. niet waar

DNA is een soort code die alle erfelijke informatie bevat

DNA bevat alle erfelijke informatie die bij jou hoort

1. waar
2. niet waar

DNA is de afkorting van Desoxyribonucleïnezuur (acid)

DNA is de

afkorting van

"Doe je niets aan"

1. waar
2. niet waar

Iedereen heeft uniek DNA

Broers hebben dezelfde ouders, dus hetzelfde DNA

1. waar
2. niet waar

DNA uit bijv. haar of bloed kan als bewijsmateriaal dienen

De politie gebruikt DNA, omdat iedereen uniek

DNA heeft

1. waar
2. niet waar

Welke kenmerken kunnen erfelijk zijn?

kromme pink

astma

dyslexie

humor

lang haar

kleur ogen

Begin met zijn allen in het midden van de klas. Steeds zal de groep zich splitsen. Zij gaan dan uit elkaar staan.  Stel achtereenvolgens de volgende vragen:

• ‘Ben je een meisje?’
• Heb je bruin haar? 
• Kun je tongrollen? 
• Schrijf je met rechts?
• Heb je kuiltjes in je wang?
• Heb je sproeten?

Jij bent uniek!

1. Kijk eens naar de andere leerlingen in je groep. Wat is er hetzelfde aan jullie? Wat zijn verschillen?

2. Wat maakt jou uniek in de groep waarin je nu staat? Welk kenmerk of welke eigenschap heb jij

die niemand anders in jouw groep heeft?

3. Wat heb je ontdekt door dit spel te spelen? 

Wat maakt jou uniek?

Wat heb/kun alleen jij?

Wat heb jij vandaag geleerd?

DNA