Les 2: Leesstrategieën toepassen

2 Leesstrategieën in teksten toepassen



S. Boulanger
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2 Leesstrategieën in teksten toepassen



S. Boulanger

Slide 1 - Slide

INSTRUCTIEMOMENT 1
THEORIE TEKSTLEER

Slide 2 - Slide


1. DE TEKSTDOELEN

Slide 3 - Slide

1. Amuseren
De schrijver wil je vermaken met de tekst, b.v. een strip


2.Informeren
De schrijver wilt dat je iets te weten komt, b.v. een nieuwsbericht



3. Activeren
De schrijver wilt dat je na het lezen iets doet of net iets niet doet, b.v. een advertentie

4. Overtuigen
De schrijver wilt dat je na het lezen dezelfde mening hebt als hem

Slide 4 - Slide


Raad de tekstdoelen van volgende slides.

Slide 5 - Slide


Een taartrecept
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 6 - Quiz


Een reclamefolder
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 7 - Quiz


Een strip
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 8 - Quiz


Een oproep om te gaan demonstreren
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 9 - Quiz


2. DE TOPISCHE VRAGEN

Slide 10 - Slide


1. WIE?
2. WAT?
3. WAAR?
4. WANNEER?






5. WELK(E)?
6. WAARMEE?
7. WAAROM?
8. HOE?

Slide 11 - Slide

Welke topische vragen worden in de volgende video beantwoord? Bekijk de video en vorm zelf een topische vraag.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Vorm zelf een (correcte) topische vraag, waarop je in de video een antwoord vindt.

Slide 14 - Open question

3. WOORDSTRATEGIEËN
WAT DOE JE ALS JE EEN WOORD NIET BEGRIJPT?

Slide 15 - Slide

1. VERDER LEZEN
Je hoeft niet elk woord te begrijpen in een tekst. De betekenis kan duidelijk worden adhv de context.

2. ZOEK HET WOORD OP
Zoek het woord op of vraag extra uitleg aan iemand.



3. LOGISCH NADENKEN
Is het een WW of een ZN?

Komt een soortgelijk woord in een andere taal voor?

Bestaat het uit twee delen? Wat betekenen de delen afzonderlijk?
...

Slide 16 - Slide

4. TEKSTTYPES
HET TEKSTTYPE BEPAALT DE TEKSTSOORT (INFORMEREN, AMUSEREN, ACTIVEREN EN OVERTUIGEN)

Slide 17 - Slide


KRANTENARTIKEL
BIJSLUITER
HOROSCOOP
INFOGRAPHIC
INTERVIEW
BOODCHAPPENLIJSTJE







GEBRUIKSAANWIJZING
ZOEKERTJE
RECLAME
SLOGAN
AFFICHE
BRIEF
...

Slide 18 - Slide


Welke teksttypes zie je hier?

Slide 19 - Slide


A
Een affiche
B
Een uitnodiging
C
Een rouwbericht
D
Een nieuwsbericht

Slide 20 - Quiz


A
Een uitnodiging
B
Een affiche
C
Een handleiding
D
Een cartoon

Slide 21 - Quiz


5. ONDERWERP EN HOOFDGEDACHTE

Slide 22 - Slide


ONDERWERP

Waarover gaat de tekst?
--> Vaak maar één woord.

Bijvoorbeeld: kikkers en padden

HOOFDGEDACHTE

Wat wordt er over het onderwerp gezegd?

Bijvoorbeeld: wat zijn de verschillen tussen kikkers en padden?

Slide 23 - Slide

Wat is (vermoedelijk) de hoofdgedachte en het onderwerp van dit nieuwsbericht?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Onderwerp:
Hoofdgedachte:

Slide 26 - Open question


6. SOORTEN TITELS

Slide 27 - Slide



1. DE NEUTRALE TITEL
B.V. De Belgen winnen met 2-0 tegen Nederland

2. DE BLIKVANGER
B.V. België boven!





3. DE STANDPUNTTITEL
B.V. Belgen vernederen de Nederlanders

Slide 28 - Slide


Welke soort titels kom je hier tegen?

Slide 29 - Slide


A
Neutrale titel
B
Blikvanger
C
Standpunttitel

Slide 30 - Quiz


A
Neutrale titel
B
Blikvanger
C
Standpunttitel

Slide 31 - Quiz

EINDE

Slide 32 - Slide