What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
les 5
Deze les
Nakijken paragraaf 7.4
Je kunt beginnen aan de rekenopdrachten
Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deze les
Nakijken paragraaf 7.4
Je kunt beginnen aan de rekenopdrachten
Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
Slide 1 - Slide
we kijken gezamelijk het huiswerk na
het hoofdstuk zit erop
je begint aan het huiswerk (rekenopdrachten hoofdstuk 7)
we sluiten de les af met een aantal controlevragen
Deze les
Slide 2 - Slide
Opdracht 1
Eigen antwoord, waar zou jij het geld aan uitgeven?
- Aan maatregelen die de klimaatverandering helpen verminderen?
- Aan het verbeteren van de sportvoorzieningen in Nederland?
- Aan betere gezondheidszorg voor ouderen?
- of toch aan iets anders???
Slide 3 - Slide
Opdracht 2
a) in de troonrede staan:
de plannen van de regering voor het komende jaar
b) rol minister van financiën:
presenteerd de rijksbegroting en de miljoenennota.
Daarin staat hoe de regering haar plannen wil betalen.
c) na goedkeuring kan de regering:
de plannen gaan uitvoeren
Slide 4 - Slide
Opdracht 3
De overheid geeft komend jaar € 82,2 miljard uit aan zorg
De overheid rekent komend jaar op € 305,5 miljard aan inkomsten
Slide 5 - Slide
Opdracht 4
a) De overheid met opletten bij haar bestedingen: omdat ze het geld niet willen verspillen, want het is geld van de burgers.
b) De Eerste en Tweede Kamer, die door de bevolking gekozen zijn.
Slide 6 - Slide
Opdracht 5
a) (€ 85,8 miljard + € 82,2 miljard) ÷ € 302,1 miljard x 100%
= 55,6%
b) (€ 96,5 miljard + € 97,3 miljard) ÷ € 305,5 miljard × 100%
= 63,4%
c) € 82.200.000.000 ÷ 17 400 000 = € 4.724
d) € 43,2 miljard ÷ € 82,2 miljard × 100% = 52,6%
Slide 7 - Slide
Opdracht 6
3,9 ÷ 100 × € 302,1 miljard = 0,039 × € 302,1 miljard = € 11,8 miljard
Slide 8 - Slide
Opdracht 7
a) (350 + 300 + 134 + 61 + 51) × € 1 miljoen = € 896 miljoen
b) Defensie: € 51.000.000 ÷ € 10.600.000.000 × 100% = 0,5%
c) Justitie en Veiligheid: € 61.000.000 ÷ € 11.800.000.000 × 100 = 0,5%
Slide 9 - Slide
Opdracht 8
a) Door te bezuinigen op de uitgaven, kan de overheid een
begrotingstekort
voorkomen.
b) Als de verwachte uitgaven lager zijn dan de verwachte
inkomsten, dan heeft de overheid een
begrotingsoverschot
.
Slide 10 - Slide
Opdracht 9
a) Begrotingsoverschot
b) € 305,5 miljard – € 302,1 miljard = € 3,4 miljard
Opdracht 10
Slide 11 - Slide
Opdracht 11
x De overheid heeft de inkomsten verhoogd.
□ De overheid heeft de inkomsten verlaagd.
□ De overheid heeft de uitgaven verhoogd.
x De overheid heeft de uitgaven verlaagd.
Slide 12 - Slide
Opdracht 12
□ Banken en verzekeraars helpen de overheid de staatsschuld af te lossen.
x Een staatsschuld is het gevolg van begrotingstekorten.
□ Een staatsschuld kan verlaagd worden door van burgers te lenen.
x Over de staatsschuld moet de overheid aflossing en rente betalen.
Slide 13 - Slide
Opdracht 13
a) € 394.000.000.000 ÷ 17.400.000 = € 22.644
b) 1,3 ÷ 100 × € 394.000.000.000 =
0,013 × € 394.000.000.000 = € 5.122.000.000
c) € 10,2 miljard ÷ € 443 miljard × 100% = 2,3%
d) (€ 394 miljard – € 227 miljard) ÷ € 227 miljard × 100%
= 73,6%
Slide 14 - Slide
Huiswerk volgende les
Maken
de rekenopdrachten
van dit hoofdstuk
Slide 15 - Slide
QUIZ
time
Slide 16 - Slide
De Rijksbegroting is een overzicht van de verwachte..
A
belastingen en accijns
B
kosten die de koning maakt
C
inkomsten en uitgaven van Nederland
D
ministers in de tweede kamer
Slide 17 - Quiz
Juist of onjuist?
De miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Bij een begrotingstekort verwacht de overheid ...
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten
Slide 19 - Quiz
De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een:
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie
Slide 20 - Quiz
Overzicht van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van de rijksoverheid voor het komend jaar.
Ontstaat als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
Toelichting op de rijksbegroting door de minister van Financiën.
Miljoenennota
Rijksbegroting
Begrotingstekort
Slide 21 - Drag question
Op welk product wordt GEEN accijns geheven?
A
Tabak
B
Museumbezoek
C
Alcohol
D
Benzine
Slide 22 - Quiz
Wat is het profijtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product
Slide 23 - Quiz
Welke belasting is een directe belasting?
A
BTW
B
inkomstenbelasting
C
accijns
D
vlaktaks
Slide 24 - Quiz
Welk inkomen van de overheid hoort NIET bij niet-belastinginkomsten?
A
Winst overheidsbedrijven
B
Aardgasinkomsten
C
Boetes
D
Subsidies
Slide 25 - Quiz
Een laptop kost in de winkel € 799. Dit is inclusief 21% btw.
Bereken hoeveel je aan btw betaald.
A
€ 167,79
B
€ 138,67
C
€ 38,05
D
€ 79,90
Slide 26 - Quiz
Het profijtbeginsel wordt toegepast bij
A
Loonbelasting
B
Wegenbelasting
C
Sociale zekerheid
D
Vermogensbelasting
Slide 27 - Quiz
In welk voorbeeld past de overheid het profijtbeginsel toe?
A
Als je een scooter koopt betaal je btw.
B
Als je gaat studeren dan betaal je collegegeld.
C
Elke maand wordt loonheffing op je inkomen ingehouden.
D
Met een laaginkomen krijg je huurtoeslag.
Slide 28 - Quiz
Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde
Slide 29 - Quiz
Belasting die je betaalt wanneer je een product koopt is een voorbeeld van .....
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.
Slide 30 - Quiz
Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte
Slide 31 - Quiz
Wat is geen belasting?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Subsidie
D
Accijns
Slide 32 - Quiz
Wat is een directe belasting
A
BTW
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Aardgas opbrengsten
Slide 33 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een kostprijsverhogende belasting?
A
Aardgas opbrengsten
B
BTW
Slide 34 - Quiz
Wat is de juiste definitie van het draagkrachtbeginsel.
A
Hoe meer inkomen, hoe meer belasting.
B
Hoe minder inkomen, hoe meer belasting.
C
Hoe meer inkomen, hoe minder belasting.
D
Hoe meer inkomen, hoe meer koopkracht.
Slide 35 - Quiz
Het Rijk
de provincie
de gemeente
het waterschap
De aanleg van een hondenuitlaatveld
prijsplafond energie instellen
Schoonmaken afvalwater
Onderhoud aan de N320
tussen Zoelmond en Kesteren
Slide 36 - Drag question
More lessons like this
§7.4 Wat geeft de overheid uit?
April 2024
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
§7.4 Wat geeft de overheid uit?
April 2023
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
§7.4 Wat geeft de overheid uit?
May 2023
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
De rijksbegroting
January 2019
- Lesson with
33 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
7.4 Wat geeft de overheid uit?
April 2024
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Leerjaar 3 hst 6 les 3
April 2020
- Lesson with
11 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
7.4 Hoe komt het Rijk rond
May 2023
- Lesson with
31 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
7.4 Hoe komt het Rijk rond
April 2021
- Lesson with
32 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3