5.4 Schrijven en formuleren - les 2

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat leer je in les 2 van 5.4? 




Paragraaf 5.4 Schrijven en Formuleren 
> hoe maak ik een tekst op?
> hoe gebruik ik signaalwoorden in een instructie?

Slide 2 - Slide

Opmaak (lay-out) van je instructie

Opmaak / lay-out = het verfraaien (mooier maken) van een stuk tekst, met als doel om de tekst duidelijker, beter leesbaar en begrijpelijker te maken.

> verdeling van de tekst over de bladzijde
> het gebruik van kleur, tekstkaders en afbeeldingen
> het gebruik van titels en tussenkopjes
> keuze van lettertype (font) of lettergrootte
> onderstrepen, schuin of dik drukken van woorden











Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden in je instructie

Met een signaalwoord (verbindingswoord) verbind je twee zinnen of twee alinea's aan elkaar.

Bij een instructie gebruik je deze signaalwoorden:
eerst, ten eerste, om te beginnen, ten tweede, nu, dan, daarna, vervolgens, tot slot.

Je geeft dus een tijdsvolgorde aan!

Je kunt ook een instructie maken met nummers, bolletjes of streepjes.
Dan zijn de signaalwoorden minder belangrijk. Een tekening of foto werkt verhelderend.










Slide 7 - Slide

Als je de boter gesmolten hebt, dan vet je de bakvorm in.
Wat zijn de signaalwoorden?
A
als
B
dan
C
de bakvorm
D
de boter

Slide 8 - Quiz

Eerst pak de boter,
daarna pak je de garde.
Wat zijn de signaalwoorden?
A
de boter, de garde
B
eerst
C
daarna
D
eerst, daarna

Slide 9 - Quiz

Einde van de uitleg


. Maak opdracht 2 (instructieteksten)
. Maak opdracht 7 (signaalwoorden)

Slide 10 - Slide


Ik snap hoe ik opmaak en signaalwoorden
aan mijn instructie kan toevoegen



😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Opdrachten bij 5.4
Instructie met opmaak en signaalwoorden schrijven

Slide 12 - Slide