Grammatica - werkwoordelijk gezegde, bijvoeglijk naamwoord

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  •  Herhaling vorige les +/- 5 min
  • Uitleg werkwoordelijk gezegde +/- 10 min
  • Gezamenlijk oefenen +/- 5 min
  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord +/- 10 min
  • Zelfstandig aan het werk +/- 30 min

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
1. Na de les weet ik wat het werkwoordelijk gezegde is. 
2. Na de les weet ik wat een bijvoeglijk naamwoord is. 

Slide 3 - Slide

In de vorige les heb je geleerd...
1. Hoe je het onderwerp in een zin vindt. (zd)
2. Wat een werkwoord is. (ws)

Schrijft het op in je schrift!

Slide 4 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (zd)
  • Alle werkwoorden in een zin.
  • Woorden 'aan het' of 'te' vullen het wwg aan.

De balletdanser draait om zijn as.
Draait = pv en draait = wwg 

Binnenkort gaat mijn vriendin naar Utrecht verhuizen.
gaat = pv en gaat verhuizen = wwg

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
De PvdA is in het centrum folders aan het uitdelen.

De docent legt de klas de lastige sommen uit.

De scouts zijn in het pas geplante bos boomhutten aan het bouwen.

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (ws)
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

De vrouw droeg een rode jurk. 


*Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets is gemaakt. Bijvoorbeeld de plastic tas.

Slide 7 - Slide

Zo vind je een bijvoeglijk naamwoord
- Staat voor een zelfstandig naamwoord.
- Een bv kent trappen van vergelijking.

* Bij een stellende trap gebruik je als.
* Bij een vergrotende trap gebruik je dan.

Slide 8 - Slide

Zelfstandig aan het werk
Maak opdracht 3 en opdracht 8

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide