Toets Hoofdstuk 3 Politiek Basis

Toets Hoofdstuk 3 Politiek
Basis
1 / 24
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets Hoofdstuk 3 Politiek
Basis

Slide 1 - Slide

11 oktober 2023
PTA S3 Politiek  B
Dit examen bestaat uit 20 vragen en je kunt maximaal 22 punten behalen. Achter elk vraagnummer staat hoeveel punten je kunt behalen. Succes!

Tijd:                          45 min

timer
0:45

Slide 2 - Slide



Vraag 1: Wat zijn belangrijke taken van de politiek? (1pnt)

A
Keuzes maken en besluiten nemen..
B
Vergaderen en geld uitgeven.
C
Verslagen en rapporten schrijven.
D
Bekeuringen uitdelen.

Slide 3 - Quiz



Vraag 2: Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Politici en ambtenaren vormen samen de overheid.
2. Politici nemen besluiten over belangrijke zaken.

(1pnt)
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 is onjuist, 2 is juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 4 - Quiz



Vraag 3: Wat is van algemeen belang? (1pnt)

A
Goede gezondheidszorg
B
Dat mensen voor hun 25e trouwen.
C
Dat iedereen thuis wifi heeft.
D
Dat er meer mensen op vakantie gaan

Slide 5 - Quiz



Vraag 4: Wie van de volgende mensen is politicus? (1pnt)

A
Een politieagent..
B
Een commissaris van politie.
C
Een burgemeester.
D
Een ambtenaar die op het stadhuis werkt.

Slide 6 - Quiz



Vraag 5: Ambtenaren kunnen bij het Rijk, ……………….. en de gemeente werken.
Welke woorden zijn weggelaten?(1pnt)

A
de provincie.
B
grote bedrijven.
C
in de handel.
D
in hun eigen bedrijf.

Slide 7 - Quiz



Vraag 6:  In een dictatuur:
(1pnt)

A
is de macht in handen van één persoon of een kleine groep mensen.
B
hebben de massamedia veel vrijheid.
C
heeft de bevolking veel rechten en nauwelijks plichten.
D
zijn elk jaar verkiezingen.

Slide 8 - Quiz



Vraag 7: In een democratie mag de bevolking om de paar jaar stemmen. Zij kiezen dan:
(1pnt)

A
de ambtenaren
B
de politici.
C
de grondwet.
D
de ministers

Slide 9 - Quiz



Vraag 8: De overheid kan burgers plichten opleggen. Dit gebeurt:
(1pnt)

A
alleen in een dictatuur.
B
alleen in een democratie.
C
in een dictatuur én een democratie.

Slide 10 - Quiz



Vraag 9: Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In de grondwet staat dat burgers mensenrechten hebben.
2. In een dictatuur hebben de burgers alle macht.
(1pnt)

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 11 - Quiz



Vraag 10: Wat is een voorbeeld van een plicht in de grondwet?
(1pnt)

A
Je moet belasting betalen.
B
Je hebt mensenrechten.
C
Je mag op internet opzoeken wat je wilt.
D
Je mag je eigen godsdienst kiezen.

Slide 12 - Quiz



Vraag 11: Linkse partijen vinden:
(1pnt)

A
dat rijke en arme mensen evenveel belasting moeten betalen.
B
dat de overheid mensen moet helpen die weinig geld hebben.
C
dat mensen voor elkaar moeten zorgen.
D
dat mensen met weinig geld zelf oplossingen moeten bedenken.

Slide 13 - Quiz



Vraag 12: Rechtse partijen willen:
(1pnt)

A
weinig bemoeienis van de overheid.
B
een overheid die veel regelt.
C
mensen met weinig geld helpen.
D
hogere uitkeringen.

Slide 14 - Quiz



Vraag 13: Linkse politieke partijen willen vooral dat:
(1pnt)

A
de overheid veel zaken aan de mensen zelf overlaat.
B
burgers en bedrijven veel vrijheid hebben.
C
rijke mensen meer belasting betalen dan arme mensen.

Slide 15 - Quiz



Vraag 14: Iemand zonder werk heeft recht op een goede uitkering.
(1pnt)
Deze uitspraak hoort vooral bij:
4
A
links.
B
rechts.
C
midden.

Slide 16 - Quiz



Vraag 15: Welke politieke partij is een rechtse partij?
(1pnt)
A. CDA.
B. PvdA.
C. SP.
D. VVD.
4
A
CDA
B
SP
C
PvdA/GroenLinks
D
VVD

Slide 17 - Quiz



Vraag 16: Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De koning heeft als staatshoofd veel macht.
2. In de regering hebben de ministers meer macht dan de koning.
(1pnt)

2. In de regering hebben de ministers meer macht dan de koning.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 18 - Quiz



Vraag 17: Wat is een taak van de koning?
(1pnt)
4
A
Zijn handtekening zetten onder alle wetten.
B
De Tweede Kamer controleren.
C
Wetsvoorstellen maken.
D
Stemmen over wetsvoorstellen.

Slide 19 - Quiz



Vraag 18: Een wetsvoorstel is een:
(1pnt)
4
A
plan om een bepaald probleem aan te pakken.
B
Een onderwerp waar het volk over mag stemmen
C
wet die aan de koning voorgesteld wordt.
D
afgekeurde wet.

Slide 20 - Quiz



Vraag 19: Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De Tweede Kamer stemt over wetsvoorstellen.
2. De ministers stemmen over de wetsvoorstellen van de Tweede Kamer.
(1pnt)
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 21 - Quiz

  Vraag 20: Sleepvraag wetvoostel 
Sleep de juiste teksten naar de juiste stappen op de volgende pagina.(3pnt)

Slide 22 - Slide

1
2
3
4
5
6
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 1
Steeds meer zieke mensen staan op een wachtlijst voor een donororgaan.
Tweede Kamerlid Pia Dijkstra bedenkt een wetsvoorstel om iedereen automatisch orgaandonor te maken.
De Tweede Kamer praat over het wetsvoorstel
Een meerderheid van de Tweede Kamer stemt vóór het wetsvoorstel.
De koning zet zijn handtekening onder de wet.
De minister van Volksgezondheid voert de wet uit. Vanaf dit moment is iedereen vanaf 18 jaar automatisch orgaandonor

Slide 23 - Drag question

                        Klaar?
Controleer of je alle antwoorden hebt beantwoord. Klik dan op inleveren! Binnenkort verschijnt je cijfer op magister.

Slide 24 - Slide