Week 41 Hoofdzinnen en bijzinnen

Nederlands
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

We zien wel waar het schip strandt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Ik ga op vakantie, omdat ik geen zin heb om thuis te blijven.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ

Slide 12 - Quiz

Als ik een vaccinatiepas moet laten zien, ga ik niet naar binnen.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ

Slide 13 - Quiz

We moeten een mondkapje dragen in school, maar dat doet niet iedereen.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ

Slide 14 - Quiz

Het lesrooster bevat nu nog fouten en dat is hopelijk volgende week opgelost.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ

Slide 15 - Quiz

Ik kwam vandaag te laat, hoewel ik wel op tijd ben weggegaan.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Onderwerp en deelonderwerp

Onderwerp van een tekst:

- een tekst gaat ergens over, dit is het onderwerp van een tekst

- het onderwerp is in één of een paar woorden te noemen


Deelonderwerpen:

- verschillende delen / aspecten die over het onderwerp gaan

Slide 18 - Slide

HOOFDZAKEN

- alle belangrijke zaken die over een onderwerp worden gegeven

- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea

- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 19 - Slide

BIJZAKEN

- de minder belangrijke informatie over het onderwerp


- bijzaken kun je weglaten in een tekst, het belangrijkste blijft over


Slide 20 - Slide


HOOFDZAKEN


- meestal aan het begin of het einde

- feiten, jaartallen of eigenschappen


Samenvatting:


alleen hoofdzaken opschrijven

                      

                        BIJZAKEN


  - extra uitleg en voorbeelden


 - maken de tekst leuker, 

    duidelijker en beter te begrijpen

Slide 21 - Slide

Wat is de hoofdzaak?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 22 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 25 - Slide

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 26 - Slide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 27 - Quiz

Hoofdzaken van een tekst vind je
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 28 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 29 - Quiz

Kernzinnen zijn niet belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Lees de tekst

Slide 31 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
supermodel Doutzen Kroes
B
optredens van bekende artiesten
C
actie van Dance4Life
D
inzameling van 350 duizend euro

Slide 32 - Quiz

Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
het slotevenement van Dance4Life
B
Ahoy in Rotterdam
C
beloning voor leerlingen voor hun inzet
D
satellietverbinding

Slide 33 - Quiz

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
Doutzen Kroes
B
opbrengst van het scholenproject
C
ambassadrice van Dance4Life
D
bekende artiesten treden op

Slide 34 - Quiz

Wat is de belangrijkste zin van alinea 2?
A
Het slotevenement van Dance4Life was afgelopen zaterdag in Ahoy, Rotterdam.
B
Als beloning voor hun inzet mochten tienduizend leerlingen naar dit evenement komen.
C
Hier dansten zij met jongeren uit 26 landen tegelijk tegen aids en hiv.
D
De jongeren werden per satelliet met elkaar verbonden.

Slide 35 - Quiz

Welke zin uit alinea 3 gaat niet over het deelonderwerp?
A
Supermodel Doutzen Kroes maakte de totale opbrengst van het scholenproject bekend.
B
Zij is de ambassadrice van Dance4Life in Nederland.
C
Tijdens Dance4Life traden bekende artiesten als Fedde le Grand, Don Diablo en The Partysquad belangeloos op.

Slide 36 - Quiz