Lees de vragen rustig door. Niet haasten. Wanneer je een vraag niet snapt, sla je die eerst even over.
Succes!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Toets H3, water
Lees de vragen rustig door. Niet haasten. Wanneer je een vraag niet snapt, sla je die eerst even over.
Succes!
Slide 1 - Slide
Welke uitspraak over waterkringlopen is waar?
A
Bij de korte waterkringloop valt neerslag in zee
B
Bij de lange waterkringloop verdampt water uit een gletsjer
C
De hoeveelheid water op aarde neemt langzaam af
D
Wolken ontstaan doordat lucht met waterdamp opwarmen
Slide 2 - Quiz
Welke vier soorten water zijn zoet?
Zoet water
F water in de oceaan
E water in een gletsjer
D zeewater
C sneeuw
B regenwater
A grondwater
Slide 3 - Drag question
Rivieren krijgen meer ruimte. Welke maatregel zie je in de bron?
A
dijkverlegging
B
hoogwatergeul
C
rivierverdieping
D
verwijdering van obstakels
Slide 4 - Quiz
Vroeger overstroomden sommige rivieren in Nederland elk jaar. Tegenwoordig is dat niet meer zo. Leg uit hoe dit komt.
Slide 5 - Open question
Wat is de goede volgorde bij de korte kringloop van water?
A
Neerslag in zee, zeewater verdampt, waterdamp stijgt
B
Waterdamp stijgt, neerslag op land, zeewater verdampt
C
zeewater verdampt, waterdamp stijgt, neerslag in zee
D
waterdamp stijgt, wolken regenen uit op het land, water via rivieren terug naar zee
Slide 6 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze foto?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
Slide 7 - Quiz
In de bovenloop stroomt het water ...
A
Snel
B
Langzaam
C
Gemiddeld
Slide 8 - Quiz
Als de vraag naar water groter is dan de aanvoer van water, noem je dat ... (noteer begrip)
Slide 9 - Open question
Je ziet op de afbeelding de rivier de Rijn. Welke landen horen bij de letters?
A
A = Zwitserland, B = Duitsland, C = Nederland
B
A = Duitsland, B = België, C = Nederland
C
A = Zwitserland, B = België, C = Nederland
D
A = Duitsland, B = Nederland, C = België
Slide 10 - Quiz
Zet achter elke zin het juiste woord.
wilde rivier
In dit deel bereikt de rivier de monding
Het smeltwater van een gletsjer vormt een beekje.
Zand en klei worden meegenomen, grind blijft achter.
bron
bovenloop
middenloop
benedenloop
Slide 11 - Drag question
Welk begrip past het beste bij de omschrijving hier onder?
'Het gebied waar een rivier zijn water vandaan komt'
Slide 12 - Open question
Welke hoeveelheid water op aarde is het grootst?
A
grondwater
B
water dat is opgeslagen in gletsjers en ijskappen
C
zoet oppervlaktewater
D
zout water in oceanen en zeeën
Slide 13 - Quiz
Welke zin past het beste bij deze afbeelding?
A
In Noord-Nederland komen nooit overstromingen voor.
B
Aan de kust is de kans op overstromingen door rivieren kleiner dan in het binnenland.
C
De kans op overstromingen is in de benedenloop van de Rijn groter dan in de bovenloop.
D
In Nederland is de kans op een overstroming door rivieren groot
Slide 14 - Quiz
Rivieren kunnen sneller overstromen dankzij: 1) klimaatverandering. 2) bebouwing. -->Leg voor één van beide oorzaken uit waarom dit de kans op een overstroming vergroot.
Slide 15 - Open question
Hoe verandert de hoeveelheid water op aarde tussen nu en het jaar 2438?
A
Dat hangt af van de klimaatverandering
B
De hoeveelheid water verandert niet
C
Er zal over 1000 jaar meer water zijn dan nu
D
Er zal over 1000 jaar minder water zijn dan nu
Slide 16 - Quiz
Op de volgende pagina zie je een afbeelding met nummertjes over de waterkringloop.
Op de pagina daarna moet je de juiste woorden bij het juiste nummertje slepen. Het gaat hierbij om de nummertjes van de afbeelding over de waterkringloop.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
--> Zet de juiste woorden bij het juiste nummertje. Het gaat hierbij om de nummertjes van de afbeelding hiernaast.
Grondwater
Neerslag
Verdamping
Gletsjer
Korte kringloop
Lange kringloop
Oppervlakte water
Slide 19 - Drag question
Leg kort uit waarom slechts 1% van al het water op aarde te gebruiken is als drinkwater.
Slide 20 - Open question
Afbeelding A
Afbeelding B
Deze afbeeldingen horen bij de vraag op de volgende pagina.
Slide 21 - Slide
Op de vorige pagina staan 2 afbeeldingen. Leg uit in welk gebied het water het snelst zal stijgen na een flinke regenbui en waarom. Doe het zo: Ik kies letter ..... , omdat.....