Je zegt in het geval van het eerste kaartje ‘J’ai
zéro, qui a quatre?’. Degene die dan 4
bovenaan heeft staan reageert vervolgens met
‘j’ai quatre, qui a six?’ En zo zegt iedereen
steeds dezelfde zin alleen je vervangt het door
de juiste cijfers te noemen die op jouw kaartje
staat.
Persoon 1 gaat vooraan in de klas staan en de
volgende sluit aan. Samen maken we er 1
grote cijferslang van. De docent controleert
door de kaartjes te checken.