2.9 Woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 2.9 woordenschat
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Lesdoel (+ minicheck)
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Neem het boek van Nederlands voor je.

Laat het nog even dicht. 

Huiswerkcontrole:

2.8: opdr. 22 + 23 + 25 --> verdiept

        opdr. 22 t/m 24 --> basis/intensief

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Zelfstandig leren

- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

3. Lesdoel

Aan het einde van de les:

- kun je de PV in de TT op de juiste manier schrijven (PUNT!)

- begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.

- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit een tekst. 

4. Instructie

We starten met het dictee:

- Je krijgt iedere zin 2x te horen. 

- Uit iedere zin noteer je 2 woorden die de docent aangeeft. 

- Schrijf leesbaar, wat niet leesbaar is is fout. 

- Je krijgt er een punt voor, telt 1x mee op je cijferlijst. 

Succes!

Instructie werk;

Opdr. 27 + 28:

- Schrijf de dik gedrukte woorden uit de tekst/zinnen over, zet daarachter de juiste betekenis. 

- Let op! Je kunt kiezen uit de schuingedrukte woorden bij de opdracht. Je mag alle woorden maar 1x gebruiken. 

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Lees en maak les 2.9, opdr. 27 + 28. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Kom aan de instructietafel zitten. 

Dan gaan we samen aan de slag. 

6. Zelfstandig werken

Je leest + maakt zelfstandig, in stilte:

Lees en maak 2.9, opdr. 27 + 28. 

Ben je klaar?

1. Kijk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.

2. Huiswerk ander vak afmaken. 

3. Lezen/tekenen/woordzoeker/Smartgame.

7. Evaluatie

- zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Quiz mee ter afsluiting --> evaluatie lesdoelen!

Huiswerk:

maandag 15-11-2021: NE 2.9, opdr. 27 + 28

                                                  

Wat is een ander woord voor:
lussen

1. opbrengst
2. fair
3. chemische
4. loopings

Wat is een ander woord voor:
dat ding waar je naartoe gaat om je te vermaken

1. attractie
2. briljante
3. voorkomen
4. instellen

Wat is een ander woord voor:
gewoonte

1. bladzijden
2. waar het voor is
3. iets wat je vaak doet
4. wat je denkt dat zal gebeuren

Wat is een ander woord voor:
auteur

1. waar het voor is
2. schrijver
3. dingen kort opschrijven
4. besluit om iets te veranderen