Gedrag: Waarom doen mensen wat ze doen?

Gedrag: Waarom doen mensen wat ze doen?

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe gedrag wordt beïnvloed door biologische, psychologische en sociale factoren.

Introductie van het leerdoel van de les.

Wat weet jij al over menselijk gedrag?

Wat is gedrag?

Gedrag is alles wat een dier of mens doet, van ademhalen tot praten, van lachen tot huilen.

Introduceer de definitie van gedrag.

Biologische factoren

Biologische factoren zijn alle fysieke en chemische processen in het lichaam die het gedrag beïnvloeden. Voorbeeld: Hormonen.

Uitleg over biologische factoren die gedrag beïnvloeden.

Welk voorbeeld werd gegeven van biologische factoren?

1. Hormonen
2. Sociale factoren
3. Emotionele factoren
4. Omgevingsfactoren

Psychologische factoren

Psychologische factoren hebben te maken met de manier waarop de hersenen en de geest werken. Voorbeeld: Persoonlijkheid.

Uitleg over psychologische factoren die gedrag beïnvloeden.

Sociale factoren

Sociale factoren zijn alle invloeden vanuit de omgeving, waaronder cultuur, familie, vrienden en media. Voorbeeld: Groepsdruk.

Uitleg over sociale factoren die gedrag beïnvloeden.

Nature vs. Nurture

Nature verwijst naar de biologische factoren die gedrag beïnvloeden en Nurture verwijst naar de sociale en psychologische factoren die gedrag beïnvloeden.

Uitleg over de discussie tussen nature en nurture.

Hoe worden onze keuzes beïnvloed?

Onze keuzes worden beïnvloed door onze biologische, psychologische en sociale factoren. Het is belangrijk om bewust te zijn van deze factoren om betere keuzes te maken.

Uitleg over hoe onze keuzes worden beïnvloed door biologische, psychologische en sociale factoren.

Reflectie

Reflecteer op wat je hebt geleerd over gedrag en de factoren die dit beïnvloeden.

Sluit de les af met een reflectie moment.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.