De 10 persoonlijkheidsstoornissen

De 10 persoonlijkheidsstoornissen
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

De 10 persoonlijkheidsstoornissen

Slide 1 - Slide

Wanneer is een stoornis ook echt een persoonlijkheidsstoornis?
Pervasief | Persistent | Pathologisch
In de DSM classificatie zijn een aantal criteria geformuleerd:
a. blijvend patroon in 2 of meer gebieden
   - cognitie (hoofd/hersenen)
   - affectiviteit (emotie)
   - interpersoonlijk functioneren (sociaal aspect)
   - impulscontrole
b. patroon is inflexibel en pervasief (meerdere gebieden van je leven)
c. leidt tot klinisch significant lijden/beperkingen
d. stabiel en van lange duur (begin in pubertijd/young adult)
e. kan niet door andere psychische stoornissen worden verklaard
f. is geen gevolg van fysiologische effecten van een middel of medische aandoening (dus geen drugs)

Slide 2 - Slide

Wat zijn de drie P's?

Slide 3 - Open question

Het alternatieve model

Slide 4 - Slide

Cluster A
"vreemde mensen"
PARANOÏDE - wantrouwen zonder gegronde reden
SCHIZOÏDE - kluizenaars (geen verlangen naar menselijk contact)
SCHIZOTYPISCH - excentrieke persoonlijkheden die bovennatuurlijke krachten denken te hebben

Slide 5 - Slide

Paranoide
Indien 4 meer of meer van de volgende criteria aanwezig zijn:
1. zonder reden vermoeden dat anderen hun uitbuiten, bedriegen of schade toebrengen;
2. is in beslag genomen door ongerechtvaardigde twijfels over loyaliteit/betrouwbaarheid van vrienden/collega's;
3. aarzelt om te vertrouwen, zijn  bang voor verraad (backstab)
4. ziet verborgen, vernederende bedreigingen in goede daden
5. koestert wrok
6. ziet aanvallen op karakter/reputatie (die er niet zijn)
7. terugkerende ongegronde vermoedens voor ontrouw partner.

Slide 6 - Slide

Schizoïde
Patroon van onthechting, beperkt bereik van expressie/emoties
Indien 4 meer of meer van de volgende criteria aanwezig zijn:
1. verlangt noch geniet van hechte relaties
2. activiteiten in eenzaamheid
3. weinig/geen interesse in seks
4. plezier in weinig/geen activiteiten
5. geen goede vrienden/andere vertrouwelingen
6. onverschillig t.o.v. lof/kritiek
7. emotionele kilheid, onthechting
belangrijk verschil met schizofrenie: is niet de psychotisch-achtige positieve symptomen

Slide 7 - Slide

Schizotypisch
Sociale en interpersoonlijke tekortkomingen acuut ongemak, verminderd vermogen tot hechte relaties, cognitieve of perceptueel verstoringen, excentriciteiten van gedrag
Indien 5 meer of meer van de volgende criteria aanwezig zijn:
1. Referentie ideeën --> vals geloof dat irrelevante gebeurtenissen of details tot zichzelf relateren
2. vreemde overtuigingen/magisch denken
3. ongebruikelijke perceptuele ervaringen inc. lichamelijke illusies
4. vreemd denken en spreken 
5. achterdocht of paranoïde ideevorming
6. ongepast of beperkt affect
7. gedrag of uiterlijk dat vreemd, excentriek of eigenaardig is.
8. gebrek aan andere goede vrienden of vertrouwelingen anders dan eerstegraads familie
9. buitensporig sociale angst die niet afneemt ondanks dat je iemand al lang kent

Slide 8 - Slide

Cluster B
"_____"
ANTISOCIAAL
BORDERLINE
THEATRAAL/HISTRIONISCH
NARCISTISCH

Slide 9 - Slide

Antisociaal
Vanaf 15 jaar: minachting voor en schendign van de rechten van anderen 
Indien 3 meer of meer van de volgende criteria aanwezig zijn:
1. herhaaldelijk niet voldoen aan sociale normen en wettig handelen --> arrestaties
2. bedriegen, liegen, oplichten

Slide 10 - Slide