c test d'écriture : notes lettre 17
Hoe zeg je :
vorige week : la semaine dernière
vorige maand : il y a un mois
vorig jaar : l'année dernière
volgende week : la semaine prochaine
over 2 weken : dans quinze jours
ik heb een artikel gelezen : j'ai lu un article
ik heb een reportage gezien : j'ai vu un reportage
Mijn hele familie heeft meegedaan : toute ma famille a participé
mijn hele klas heeft meegedaan : toute ma classe a voulu participer
mijn hele wijk heeft meegeholpen : tout mon quartier a aidé
Ik heb voorgesteld : j'ai proposé de....
18
Exercice 18A
a + c regelmatige werkwoorden op -er: rencontrer (ontmoeten), oublier (vergeten), décider (beslissen), compter (tellen), demander (vragen)
regelmatige werkwoorden op-ir: réussir (slagen), agir (handelen), réagir (reageren), grandir (groeien), finir (beëindigen), choisir (kiezen)
regelmatige werkwoorden op -re: vendre (verkopen), attendre (wachten), répondre (antwoorden), descendre (uitstappen), perdre (verliezen), rendre (teruggeven)
b + c onregelmatige werkwoorden: savoir (weten, kennen), aller (gaan), devoir (moeten), recevoir (ontvangen), connaître (kennen), être (zijn), boire (drinken), faire (doen, maken), vouloir (willen), prendre (nemen)