H4 Woche 5

Herzlich willkommen
Woche 5
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen
Woche 5

Slide 1 - Slide

Heute
- Grammatik: die Wechselpräpositionen
- Traumberuf gesucht: Aufgabe 10-13
- Grammatik: ob, oder, aber, sondern

Slide 2 - Slide

Die Wechselpräpositionen
Kennt ihr sie noch?


Slide 3 - Slide

Wechselpräpositionen zijn keuzevoorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
 De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
        an:                    aan
        auf:                  op
        hinter:            achter
        in:                     in
        neben:           naast
        über:               boven / over
        unter:             onder
        vor:                  voor
        zwischen:    tussen

Slide 4 - Slide

Je moet volgende vragen stellen: 

* Geeft het een situatie aan? Kun je vragen wo?
                .... dan 3e naamval
  b.v.   Der Hund schwimmt in dem Teich (m).
 
* Is het een verandering van situatie? Geeft het een beweging aan? Kun je vragen wohin?
                 ... dan  4e naamval
  b.v.   Der Hund springt in den Teich (m).

   (der Teich = de vijver)

Slide 5 - Slide

Keuzevoorzetsels:
Welke vragen kun je stellen voor de 3e naamval?

Slide 6 - Open question

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de 4e naamval?

Slide 7 - Open question

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Der Ball rollt unter das Auto (o).
Die Kreditkarte liegt in das Hotelzimmer (o).
Ich wohne über dem Geschäft (o).
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m).
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m).

Slide 8 - Drag question

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage(v).

Slide 9 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de garage staan geeft een situatie aan. Je kunt vragen: waar?
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Auto steht vor der Garage.

Slide 10 - Slide

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden(m).

Slide 11 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
op de grond vallen geeft een verandering van situatie aan. Je kunt vragen: wohin?:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Heft fällt auf den Boden.


Slide 12 - Slide

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
C
der
D
das

Slide 13 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
op de tafel liggen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Buch liegt auf dem Tisch.

Slide 14 - Slide

Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
den
C
dem
D
der

Slide 15 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
an (aan) = keuzevoorzetsel
aan de muur hangen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Bild hängt an der Wand.

Slide 16 - Slide

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
auf (op) = keuzevoorzetsel
op de tafel leggen geeft een verandering van situatie aan:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Ich lege deinen Schlüssel auf den Tisch.


Slide 17 - Slide

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 18 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de spiegel staan geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Stehst du immer so lange vor dem Spiegel?

Slide 19 - Slide

Vul in.
Ich warte vor (de) Apotheke (v).

Slide 20 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de apotheek wachten geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 21 - Slide

Vul in.
Mein Opa setzt sich auf (de) Bank (v) im Park.

Slide 22 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
auf (op) = keuzevoorzetsel
op de bank gaan zitten is een verandering van situatie:
Dus Akkustiv (4e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 23 - Slide

Vul in.
Ich habe Angst vor (deze) Spinnen (mv).

Slide 24 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik ben bang voor deze spinnen
vor (voor) = keuzevoorzetsel
bang zijn voor is GEEN (verandering van) situatie: je kunt niet vragen wo, wohin of wann:
>> 7/2-regel 
vor hoort bij de 7 voorzetsels: 3e naamval meervoud
Antwoord: Ich habe Angst vor diesen Spinnen(mv).


Slide 25 - Slide

Vul in.
Ich freue mich auf eur... Besuch(m).

Slide 26 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik verheug me op jullie bezoek.
auf (op) = keuzevoorzetsel
sich freuen auf is GEEN (verandering van) situatie: je kunt niet vragen wo, wann of wohin:
Dus 7/2-regel
auf (& über) hoort bij de 2 voorzetsels: 4e nv, mannelijk
Antwoord: Ich freue mich auf euren Besuch.


Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Mach: Auf. 1 b/z 6 (Seite 252-254) 
Fragen?

Slide 29 - Slide

Auf. 10-13 (Seite 62-65)

Slide 30 - Slide

ob & oder = of
oder: bij een keuze tussen 2 of meer dingen
zB: Willst du Pizza oder Pommes?
zB: Kommst du morgen oder nächste Woche?

of: wanneer er geen sprake is van een keuze
zB: Weißt du, ob er mitspielen wird?
zB: Ob das richtig ist? Ich weiß es nicht.

Slide 31 - Slide

aber & sondern
sondern: als er een ontkenning vóór de komma en een tegenstelling in de zin staat.
zB: das ist nicht toll, sondern schrecklich.
zB: das ist kein Hund, sondern eine Katze.
aber: in de overige gevallen.
zB: Heute kann ich nicht, aber nächste Woche komme ich. 
zB: Es tut mir leid, aber ich kann dir nicht helfen.

Slide 32 - Slide

Auf. 7 & 8 (Seite 254-255)

Slide 33 - Slide