taalverzorging

Opdracht Nederlands
Artikel voor de kerstkrant
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Opdracht Nederlands
Artikel voor de kerstkrant

Slide 1 - Slide

Lesopbouw
Les 1     -     tekstopbouw                                                      -  5 dec.
Les 2    -     taalverzorging                                                   -   vandaag
Les 3    -     herhaling/schrijven                                         -  12 dec.
Les 4    -     schrijven                                                               -  14 dec.
Les 5    -     feedback, aanpassen en inleveren           -  19 dec.

Deadline = 19 december om 23:59 via itslearning!

Slide 2 - Slide

Terugblik
1.  Wat is ook alweer het verschil tussen titels en tussenkopjes?
2. Wat is het verschil tussen een inleiding, kern en slot?
3. Waar gebruik je signaalwoorden voor?
4. Hoeveel onderwerpen behandel je per alinea?


Slide 3 - Slide

Taalverzorging, wat is dat?

Slide 4 - Mind map

Wat kan je na deze les?
1.   Je weet waar en hoe je leestekens gebruikt. (. , : ! ? '')
2.  Je weet waar en wanneer je hoofdletters gebruikt.

Slide 5 - Slide

.
Aan het einde van een zin.
Ik ga een artikel schrijven.
,
1.  Als je een pauze hoort.
2. Bij een opsomming. 
3. Tussen twee persoonsvormen. 
1. Tja, zo gaat het soms.
3. Ik draag een jas, een sjaal en een muts.
4. Voordat je gaat, moet je de rommel opruimen.
!
Na een uitroep of bevel.
1. Loop door!
2. Stop!
?
Na een vraag.
Gaat Heerenveen winnen?
:
De dubbele punt kondigt een opsomming of citaat aan.
1. Ik ga op reis en neem mee: borstel, mascara, strandbal, enz.
2. Jan zei: 'Ik wil naar huis.'
''
1.  Gebruik je voor en achter citaten.
2. Gebruik je om een woord te benadrukken. 
1. Jan zei: 'Ik wil naar huis.'
2. Hij had daar tijdens de oorlog een ‘prettige’ tijd.
Leestekens

Slide 6 - Slide

.
Aan het einde van een zin.
Ik ga een artikel schrijven.
,
1.  Als je een pauze hoort.
2. Bij een opsomming. 
3. Tussen twee persoonsvormen. 
1. Tja, zo gaat het soms.
3. Ik draag een jas, een sjaal en een muts.
4. Voordat je gaat, moet je de rommel opruimen.
!
Na een uitroep of bevel.
1. Loop door!
2. Stop!
?
Na een vraag.
Gaat Heerenveen winnen?
:
De dubbele punt kondigt een opsomming of citaat aan.
1. Ik ga op reis en neem mee: borstel, mascara, strandbal, enz.
2. Jan zei: 'Ik wil naar huis.'
''
1.  Gebruik je voor en achter citaten.
2. Gebruik je om een woord te benadrukken. 
1. Jan zei: 'Ik wil naar huis.'
2. Hij had daar tijdens de oorlog een ‘prettige’ tijd.
Leestekens

Slide 7 - Slide

Test jezelf!

Slide 8 - Slide

De leraar zei 'hoever zijn jullie?'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Stop daarmee!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wil je meelopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Wanneer de zon opkomt kraait de haan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Waar moet je wel, of juist geen hoofdletters gebruiken?

Slide 13 - Slide

Het verhaal van Van Der Velde is juist geschreven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

25 leerlingen deden mee aan de wedstrijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

De vrienden bestelden Fristi.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

In Nederland eten we nederlandse gerechten, zoals stamppot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Tijdens Pasen vieren we het paasfeest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

'S morgens in de herfst vliegen de vogels naar het Zuiden, naar Zuid-Afrika.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Mevrouw, U vergeet uw tas!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!
Optie 1:

Je gaat alvast 
aan de slag
met learnbeat.
(4.2 taalverzorging)
Optie 2:

Je komt zo bij mij voor een extra uitleg.
Optie 3:

Je bekijkt extra uitleg op de website: link op itslearning.
Je maakt de oefeningen op learnbeat onder het kopje '4.2 taalverzorging'. 

Slide 21 - Slide