Klas 3 chap 3 Bron H Vraagzinnen

BONJOUR
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

BONJOUR

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Na deze les kan ik een zin op 3 manieren vragend maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Zinnen vragend maken
We hebben 2 soorten vraagzinnen:

  • Vraagzinnen zonder vraagwoord
  •  Heb jij een hond ???
  • Vraagzinnen met vraagwoord 
  •  Waarom heb jij een hond ?

Slide 3 - Slide

welke vraag woorden ken je in het Nederlands?
vragen en opschrijven op het bord
3 manieren om een zin vragend te maken
zonder vraagwoord

  • 1 . Vraagteken achter de normale zin (vragend uitspreken  stem omhoog)
  • Tu fais du sport ??
  • 2. Omkering van onderwerp en persoonsvorm
  • Fais-tu du sport?
  • 3. Est-ce que + gewone zin
  • Est-ce que tu fais du sport?

Slide 4 - Slide

VOORBEELD GEVEN
met een zin

Een vragende zin met vraagwoord
 Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + persoonsvorm?
voorbeelden:
Quand est-ce que tu arrives?
Pourquoi est-ce que tu viens?
Comment est-ce qu'elle s'appelle?
Qu'est-ce que tu vois?
 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

vraagwoorden
Où = Waar
Quand = Wanneer
Comment = Hoe
Combien = Hoeveel
Pourquoi = Waarom
Qui = Wie
Qu'est-ce que = Wat

Slide 6 - Slide

terugkoppelen naar de Nederlandse vraagwoorden op het bord, wat betekend dat in het Frans?
Quel/quelle/quels/quelles: welk(e)
*Quel jour on est ? (welke dag is het vandaag ? ► jour = mnl. ev) 
*C'est quelle route? (Welke weg is het ? ► route = vrouwelijk ev)
*Quels gâteaux on prend ? (Welke gebakjes nemen we? ► gâteaux = mannelijk mv) 

*Quelles filles sont là ? (Welke meisjes zijn er? ► filles = vrouwelijk mv)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Andere manieren:

  • gewone zin + vraagwoord
    -->Tu arrives quand?
  • Vraagwoord + gewone zin
    --> Pourquoi tu es en retard?
  • Vraagwoord + omkering van onderwerp en persoonsvorm
    --> pourquoi fais-tu du sport?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions


Wat betekent Qui ?
A
wie
B
waar
C
wat
D
hoe

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Wat betekent Qu'est-ce que ?
A
Hoe
B
Waarom
C
Wat

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Wat betekent Combien?
A
wat
B
waarom
C
hoeveel
D
wanneer

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

wat betekend quand?
A
wanneer
B
waar
C
hoeveel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de gemakkelijkste manier om een zin vragend te maken?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Maak de zin vragend op 3 manieren:
tu vas à Amsterdam

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Maak op drie manieren vragend (zonder vraagwoord):

  1. Alex est malade
  2. Vous êtes de Paris
  3. Ils sont arrivés

Slide 15 - Slide

This item has no instructions