Les 4 Bezittelijk voornaamwoord (1)

het bezittelijk voornaamwoord
Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands?
 Kijk naar de volgende vragen. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

het bezittelijk voornaamwoord
Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands?
 Kijk naar de volgende vragen. 

Slide 1 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 2 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes.
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 3 - Quiz

Jouw & haar zijn dus bezittelijk voornaamwoorden. Noem nog een paar andere in het Nederlands.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Slide 6 - Link

Besitzpronomen
mijn
jouw
zijn 
haar
ons
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr
Bij vrouwelijk en meervoud komt er een E achter.

Slide 7 - Slide

(mijn) Vater
(jouw) Mutter
(ons) Haus
(mijn) Schwester
(jouw) Freund
(onze) Familie
mein
meine
dein
deine
unser
unsere

Slide 8 - Drag question

mijn
jouw
haar
hun
zijn
onze
jullie
uw
unser(e)
sein(e)
mein(e)
ihr(e)
euer/
eure
dein(e)
Ihr(e)

Slide 9 - Drag question

bij vrouwelijke woorden komt er een -e achter het bezittelijke voornaamwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

bij mannelijke woorden komt er een -e achter het bezittelijke voornaamwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

mijn vader
A
meine Vater
B
mein Vater
C
meinen Vater
D
der Vater

Slide 12 - Quiz

jouw school
A
deine Schule
B
dein Schule
C
deinen Schule
D
die Schule

Slide 13 - Quiz

uw kinderen
A
ihre Kinder
B
ihr Kinder
C
Ihr Kinder
D
Ihre Kinder

Slide 14 - Quiz

zijn huis
A
seine Haus
B
sein Haus

Slide 15 - Quiz

onze vriend
A
unser Freund
B
unsere Freund
C
euer Freund
D
sein Freund

Slide 16 - Quiz

jullie lerares
A
euer Lehrerin
B
eure Lehrerin
C
deine Lehrerin
D
meine Lehrerin

Slide 17 - Quiz

haar zus
A
ihre Schwester
B
eure Schwester
C
deine Schwester
D
ihr Schwester

Slide 18 - Quiz

Vertel in eigen woorden wat je hebt geleerd over de grammatica van vandaag.

Slide 19 - Open question

Ik heb de uitleg begrepen:
A
ja, ik snap alles
B
ja, ik snap het redelijk
C
ik snap het een klein beetje
D
nee, ik snap er niks van

Slide 20 - Quiz

Hausaufgaben
Machen Aufgabe 18 19 20 21
Buch Seite 44-46
Online: Kapitel 7 Het bezittelijk voornaamwoord

Lernen Seite 62

Slide 21 - Slide