What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefentoets alle soorten werkwoorden
toetsvragen voor iedereen...
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
toetsvragen voor iedereen...
Slide 1 - Slide
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, o.t.t.: deleten
A
deletet
B
delet
Slide 2 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de tegenwoordige tijd: Hij ... (timen)
A
timet
B
timt
Slide 3 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd:
Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde
Slide 4 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette
Slide 5 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd: Hij ... (joggen)
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte
Slide 6 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de tegenwoordige tijd: Hij ... deleten
A
deletet
B
delet
C
delete
Slide 7 - Quiz
Engelse werkwoorden
Schrijf als voltooid deelwoord: squashen
A
Gesquast
B
Gesquasht
C
Gesquashd
D
Gesquashed
Slide 8 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de tegenwoordige tijd: Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated
D
skatete
Slide 9 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd: Hij ... lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 10 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 11 - Quiz
Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.
A
Sophie heeft haar vinger verbrandt.
B
Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
C
Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
D
Tom verbreedde zijn tuinpad.
Slide 12 - Quiz
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 13 - Quiz
Wat je vindt, mag je houden. Vindt je ook niet?
A
Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
B
Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
C
Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
D
Deze zin is goed gespeld.
Slide 14 - Quiz
Gisteren ...(lunchen) ik met mijn oma.
A
lunchde
B
lunchte
C
lunchete
D
lunchede
Slide 15 - Quiz
Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 16 - Quiz
Hij was ….(verheugen) zijn oude vriend weer te ontmoeten.
A
verheugt
B
verheugd
C
verheugdt
D
verheugtd
Slide 17 - Quiz
Wie wat ...(bewaren), die heeft wat.
A
bewaart
B
bewaardt
C
bewaard
D
bewaartd
Slide 18 - Quiz
De sportleraar ...(timen) de snelheid van de atleet.
A
timde
B
timte
C
timede
D
timete
Slide 19 - Quiz
More lessons like this
havo 2 H2 Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
havo 2 H2 Spelling Engelse werkwoorden
June 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3 H5 Spelling (Engelse) werkwoorden
March 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2Ha oefenen Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
havo 2 H2 Spelling Engelse werkwoorden
October 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden
March 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
havo 2 H2 Spelling Engelse werkwoorden
May 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3 H5 3HC vervolg
March 2021
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2