les 13 - nov 20

Herzlich Willkommen
Donnerstag 21. November

Mittwoch 4. September

1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen
Donnerstag 21. November

Mittwoch 4. September

Slide 1 - Slide

Das Programm
1. Lernziel
2. Wörter
3. Wiederholung: Hoofdletters & haben/sein
4. Erklärung: lidwoord
5. Aufgaben machen
6. Check Check Doppel Check

Slide 2 - Slide

-  wanneer ik der, die of das moet gebruiken. 

Lernziel
Am Ende dieser Unterrichtstunde weiß ich:

Slide 3 - Slide


Lernen: Wörter Lektion 1 + 2 + 3 + 4+5+6 + 7

1.4 --> 8,9 (S. 36)
1.5 --> 1,2,3 (S. 38)
1--> nur 5 bis zum 8



Slide 4 - Slide

manche
A
ontbreken
B
houden van
C
helaas
D
sommige

Slide 5 - Quiz

fehlen
A
boodschappen doen
B
buiten
C
ontbreken
D
bijna

Slide 6 - Quiz

fast
A
heel
B
bijna
C
kort
D
of

Slide 7 - Quiz

das Geschäft
A
de winkel
B
het rijtjeshuis
C
de parkiet
D
de liefde

Slide 8 - Quiz

ordentlich
A
zoals
B
op televisie
C
open
D
netjes

Slide 9 - Quiz

1. ich habe sehr viel hunger.
2. ihre mutter ist vierzig jahre alt geworden.
3. frau köllner, haben sie vielleicht lust ins kino zu gehen?

Slide 10 - Open question

sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 11 - Drag question

Haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

________Freund
A
die
B
das
C
der
D
die (mv)

Slide 14 - Quiz

_______Stuhl
A
die
B
der
C
das
D
die (mv)

Slide 15 - Quiz

______Wohnung
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 16 - Quiz

______Pferd
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 17 - Quiz

Aufgaben machen 
Was
werkblad met der/die/das
Wie
alleine
Zeit
20 Minuten
Hilfe
Buch (S. )
Fertig 
Wochenprogramm
timer
20:00

Slide 18 - Slide

Spielzeit!
1. Suche dir sechs Wörter auf.
2. Schreibe vor diese Wörter der/die oder das.
3. Liefer die Wörter ein.


Slide 19 - Slide

Lernziel
 

-  wanneer ik der, die of das moet gebruiken in een zin.

Slide 20 - Slide

Die Hausaufgaben
Lernen: 
- Wörter Lektion 1,2,3,4,5,6,7 (S. 52 t/m 55)
- Weet hoe je zwakke werkwoorden vervoegt (fe) esttenten (S. 13)
- Ken de vertaling van de vraagwoorden DE-NL & NL-DU (S. 21)
- Je kan getallen schrijven t/m 10.000 (S. 21)
- Je kan onderstrepen waar hoofdletters moeten komen. (S.35) 
-haben en sein ken je uit je hoofd. (S. 36)
-je weet wanneer je der/die of das moet gebruiken. (S. 42)

Slide 21 - Slide