Mens en omgeving blok 3

De was verzorgen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

De was verzorgen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • welke stappen je neemt bij het wassen van wasgoed in de machine
  • op welke punten je het wasgoed voorbereidt en sorteert
  • hoe je wasmiddel op basis van gewicht en vuilgraad doseert
  • hoe je het milieu spaart tijdens het verzorgen van de was.

Slide 2 - Slide

wie doet de was?
  • Je doet de was zelf, met een machine of met de hand.
  • Je doet de was zelf in de wasserette.
  • Je brengt het wasgoed naar een wasserij.
  • Je brengt het wasgoed naar een stomerij.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat doe je met de kledingstukken voordat je ze in de machine stopt?

Slide 5 - Open question

Voordat de was in de machine gaat!
  • Controleer het wasgoed
  • Haal de zakken leeg.
  • Maak ritssluitingen dicht.
  • Keer donkere, bonte spullen, en textiel met een print binnenstebuiten.
  • Behandel moeilijk te verwijderen vlekken vooraf met een speciaal vlekkenmiddel.
  • Lees het etiket
  • Lees het samenstellingsetiket: hierop staat aangegeven van welke materialen het kledingstuk is gemaakt. 
  • Lees het behandelingsetiket: hierop staan de symbolen die aangeven hoe je het kledingstuk moet behandelen.












Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

De soorten stoffen in het wasmiddel
  • oppervlakte-actieve stoffen (detergenten):  verwijderen het vuil en houden het in het water vast
  • waterontharders: houden kalkdeeltjes uit het water zwevend zodat ze niet neerslaan op het wasgoed
  • zuurstofbleekmiddelen: verwijderen kleurstofvlekken van thee, koffie of vruchtensappen 
  • enzymen: verwijderen bloed-,  voedselvlekken,  transpiratie-  en ontlasting vlekken, werken het beste tussen 30 en 60 graden celsius. 
  • optische witmiddelen: laten een dun laagje op het textiel achter, waardoor het witter lijkt. 
  • geurstoffen:  laten je was lekker ruiken.




















































































































Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

de was drogen
  • aan de waslijn
  • condensdrogers: het water uit het wasgoed wordt opgevangen in een waterreservoir.
  • blowers of luchtafvoerdrogers: de waterdamp via een slang naar buiten laten gaan. 

voordeel: snel/ als je weinig ruimte hebt
nadeel: duur, wasgoed slijt meer, gebruikt veel energie

Slide 12 - Slide

condensdroger
luchtafvoerdroger

Slide 13 - Slide

Welke soorten textiel strijk je ?

Slide 14 - Open question

waarom strijken?
  • Om de kreukels er uit te krijgen zodat het glad is 
  • Om het textiel te ontsmetten ( bij ziekte en bij eerstehulpverlening) 
Wel of niet strijken?
  • Vouwgoed niet: Badhanddoeken, sokken en ondergoed 
  • Strijkgoed wel: Een blouse of shirt dat netjes glad moet zijn






Slide 15 - Slide

stoomstrijkijzer
strijkmachine

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is de beste volgorde om te strijken
A
Van donker naar licht
B
Van heet naar lauw
C
Van lauw naar heet
D
Van licht naar donker

Slide 18 - Quiz

Welke stoffen mag je heet strijken (3 stipjes)
A
katoen, linnen en viscose
B
acryl, nylon
C
wol
D
polyester, fleece

Slide 19 - Quiz

Hoe moet je deze trui strijken?
A
Je mag de trui niet strijken
B
Lauw strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 20 - Quiz

Een strijkmachine is vooral geschikt voor:
A
kleding met plooien zoals broeken.
B
kleding die erg gekreukeld is
C
moeilijk te strijken kleding zoals blouses.
D
platgoed zoals theedoeken of lakens.

Slide 21 - Quiz

als je op je ergonomie let bij het strijken, dan let je op...
A
de stand van het strijkijzer
B
de hoogte van de strijkplank
C
het behandelingsetiket van het wasgoed
D
dat je je niet verbrand aan het strijkijzer

Slide 22 - Quiz

Waar begin je mee als je gaat strijken?
A
het pakken van de strijkplank
B
of je het textiel wel gestreken mag worden
C
het pakken van het strijkijzer
D
het maakt niet uit waar je mee begint

Slide 23 - Quiz

Strijk je Nylon en Synthetische stoffen op een hoge of lage temperatuur?
A
Hoog
B
Laag

Slide 24 - Quiz


met de hand over het hart strijken
A
Iets vergeven
B
Hij heeft er genoeg van
C
Hij is helemaal gezond.
D
Door en door

Slide 25 - Quiz

Waar moet je om denken als je de was gaat strijken?
A
Altijd over ritsen of knopen strijken.
B
Kleding met opdrukken binnenstebuiten strijken.
C
De was op de grond laten hangen.
D
De strijkplank op de verkeerde hoogte instellen.

Slide 26 - Quiz

Op hoeveel graden mag je strijken?
A
Lauw strijken
B
Niet strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 27 - Quiz

Sleep het wasmiddel naar de juiste foto.

Slide 28 - Drag question

Voor welke was is dit wasmiddel?
A
Fijne was
B
Witte was
C
Donkere was
D
Bonte was

Slide 29 - Quiz

Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen?
A
bontwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
wolwasmiddel

Slide 30 - Quiz

Welk wasmiddel is geschikt voor een spijkerbroek
A
Wit wasmiddel
B
Bontwasmiddel
C
Fijn wasmiddel
D
Wolwasmiddel

Slide 31 - Quiz

Wasmiddelen bevatten verschillende stoffen. Stoffen om vuil te verwijderen uit kleding en stoffen om het vuil in het water vast te houden. Hoe heten deze stoffen?
A
Optische witmiddelen
B
Wasactieve stoffen
C
Waterontharders
D
Zuurstofbleekmiddelen

Slide 32 - Quiz

Wanneer word de waswerking verminderd?
A
Bij teveel wasmiddel
B
Bij te weinig wasmiddel

Slide 33 - Quiz

Bij het wassen moet je de juiste hoeveelheid wasmiddel gebruiken. Waarmee houd je rekening als je de hoeveelheid wasmiddel bepaalt?
A
Het merk wasmachine
B
De temperatuur van het water
C
De hardheid van het water
D
De kleur van het wasgoed

Slide 34 - Quiz

Wasmiddel voor bonte was bevat zuurstofbleekmiddel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

In welk soort wasmiddelen zitten extra bleekmiddel en witmiddelen
A
Bont wasmiddelen
B
Fijn wasmiddelen
C
Wit wasmiddelen
D
Totaal wasmiddelen

Slide 36 - Quiz

Te veel was in de wasmachine
Te weinig was in de wasmachine
In beide gevallen
Verspilling van water en elektriciteit 
De was wordt niet goed schoon
Te veel schuim, waardoor je was gaat zweven
Wasmiddel blijft in de kleding zitten
Te weinig beweging in de trommel

Slide 37 - Drag question

In de winkel kun je veel soorten wasmiddelen kopen.
Match de wasmiddelen uit de linker kolom met de wasprogramma's uit de rechterkolom.

donkerbont
handwas
fijne was
witte was
fijnwasmiddel
wasmiddel met bleekmiddel
wasmiddel zonder bleekmiddel
wolwasmiddel

Slide 38 - Drag question

Welk begrip hoort bij de beschrijving? Kies uit: 
Verwijderen bloedvlekken, een aantal soorten voedselvlekken, vlekken door transpiratievocht en ontlasting.
Houden kalkdeeltjes uit het water zwevend.
Verwijderen het vuil uit de kleding en ze houden het vuil in het water vast.
Water onthardende stoffen in een wasmiddel.
Zorgen ervoor dat de vlekken oxideren.
Laten de was lekker ruiken.
Geurstoffen
wateronharders
zuurstofbleekmiddel
zeolieten
oppervlakte-actieve stoffen
enzynem

Slide 39 - Drag question

lesdoelen blok 3
  • Je kunt een werkvolgorde en een planning maken
  • Je kent Wasvoorschriften op kleding lezen en begrijpt wat de symbolen betekenen
  • Je kunt  wasgoed sorteren in witte, bonte (gekleurde) en donkere was
  • De juiste dosering gebruiken van een wasmiddel
  • Je kunt d wasmachine aanzetten op het juiste  programma met het juiste wasmiddel in de juiste dosis
  • Je kunt een blouse strijken op het juiste programma 









Slide 40 - Slide

wasmachine maken

Slide 41 - Slide