2.2 Grammatica KGT

Hoe ziet deze les eruit?
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblik
  • Huiswerk en aan de slag!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe ziet deze les eruit?
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblik
  • Huiswerk en aan de slag!

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
1.3 spelling blz 18 opdr 
3 t/m 10 ( gele snelhechter)

Slide 2 - Slide

Terugblik
1.3 Spelling
  • Ik weet dat bij elke letter een klank hoort.
  • Ik weet het verschil tussen klinkers, medeklinkers en tweeklanken.

1.3 Spelling ( gele snelhechter)
  • Ik weet dat er verschillende soorten lettergrepen zijn en herken ze als gesloten en open lettergrepen.
  • Ik weet het verschil tussen korte en lange lettergrepen.

Slide 3 - Slide

Noem 3 klinkers!

Slide 4 - Mind map

Bedenk 1 woord met een korte klinker en 1 woord met lange klinker!

Slide 5 - Mind map

Lot, zus en mes zijn woorden met een lange klinker!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Lesdoel
Ik weet dat een zin uit zinsdelen bestaat 
en ik weet dat een persoonsvorm een werkwoordsvorm is

Slide 7 - Slide

Zinsdelen
Een zin kun je verdelen in losse woorden.
Maar je kunt een zin ook verdelen in zinsdelen. 
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meer woorden. Die woorden horen dan bij elkaar.

Marieke/ loopt/ naar de stad.
Deze zin bestaat uit 5 woorden.
Deze zin bestaat uit 3 zinsdelen.

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is een vorm van een werkwoord.
Hij kan in het enkelvoud of het meervoud, tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

Tegenwoordige tijd : Ik werk (ev)     Wij werken(mv)
Verleden tijd: jij werkte ( ev)            Wij werkten (mv)

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten of te veranderen van getal ( mv/ ev).
Het werkwoord dat dan veranderd is de persoonsvorm.

Ik werk in de tuin
Ik werkte in de tuin
Wij werken in de tuin.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Vanochtend ben ik om 6.30 uur opgestaan.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
A
de , ik
B
ben, om
C
ben, opgestaan

Slide 12 - Quiz

Vanochtend ben ik om 6.30 uur opgestaan.
Benoem de persoonsvorm in deze zin!
A
ben
B
opgestaan
C
vanochtend

Slide 13 - Quiz

Een zinsdeel bestaat altijd uit meer woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

De persoonsvorm is altijd 1 woord
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

De persoonsvorm is een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!
Huiswerk: 2.2 Grammatica KGT ( gele snelhechter)
Lezen: kopieerblad 51
Maken: Kopieerblad opdracht 4 t/m 10

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?
Ik weet wat werkwoorden zijn 
en kan hele werkwoorden benoemen

Slide 19 - Slide