Beeldende begrippen: kleur licht ruimte textuur

Beeldende begrippen
Kleur - Licht - Ruimte - Textuur
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Beeldende begrippen
Kleur - Licht - Ruimte - Textuur

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

KLEUR

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De kleurencirkel van Itten
- Primaire kleuren
- Secundaire kleuren
- Tertiaire kleuren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Kleurtinten
Kleurtinten zijn kleuren die je krijgt door een zuivere kleur te mengen met wit, zwart of grijs (niet-kleuren). 
Verhelderen = mengen met wit

Verdonkeren = mengen met zwart

Verzadigen = mengen met grijs

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. Warm - koud contrast

Slide 6 - Slide

Wie kent er enkele contrasten? 
2. Complementair contrast
Kleurcontrast van kleuren die tegenover elkaar staan in de kleuren cirkel. Altijd 1 primaire kleur  en 1 secundaire kleur.

Dit zijn: 
Geel <> Paars
Rood <> Groen
Blauw <> Oranje

Slide 7 - Slide

Wie kent er enkele contrasten? 
Licht-donker contrast

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

kleur tegen kleur contrast

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

LICHT

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kunstmatige lichtbron
BIj een kunstmatige lichtbron denken we aan een lantaarnpaal, een zaklamp of een schemerlamp.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke lichtbron
Natuurlijke lichtbronnen  zijn bijvoorbeeld de zon, de maan of vuur. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lichtrichting
De richting waar het licht heen schijnt, vanaf de lichtbron is de lichtrichting.

We benoemen er 3:
  • Meelicht
  • Zijlicht
  • Tegenlicht 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meelicht
Meelicht is licht dat van voren - met de kijker mee - op de voorstelling valt. Bij meelicht is vaak slagschaduw te zien.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zijlicht
Zijlicht is licht dat van de zijkant - van de kijker - op de voorstelling valt. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tegenlicht
Tegenlicht is het tegenovergestelde van meelicht; het licht schijnt je tegemoet. Bij fel tegenlicht zie je alleen een silhouet (donkere schaduw vorm met zichtbare omtrek).

Een voorbeeld van tegenlicht is een laagstaande zon die in je ogen prikt.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zijlicht - Meelicht - Tegenlicht

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Eigen schaduw
Eigen schaduw is de schaduw die op het object aanwezig is. 

Bijvoorbeeld: 
De zon schijnt op de woestijnduin; de ene kant van de woestijnduin is licht, de andere kant is donker.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slagschaduw
Slagschaduw is de schaduw die een object "werpt" op een ondergrond of achtergrond.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Glimlicht
Op glimmende voorwerpen zie je witte vlekken, dat zijn glimlichten. Glimlichten ontstaan door weerkaatsing van het licht op gladde voorwerpen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

RUIMTE

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

2D - 3D

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ruimtesuggestie
  • Afsnijding
  • Overlapping
  • Verkleining
  • Repoussoir
  • Plasticiteit
  • Vervaging / atmosferisch perspectief
  • Lijnperspectief

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Verkleining

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Verkleining
Alles op de voorgrond is groot getekend en op de achtergrond klein.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Overlapping
De beeldelementen worden vóór/over elkaar gezet.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Afsnijding

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Standpunt
Kikvorsperspectief        Staand/ooghoogte        Vogelperspectief perspectief

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Kikkerperspectief
De kunstenaar heeft een laag standpunt en kijkt tegen een object op.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich laag in het kunstwerk.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Vogelperspectief
De kunstenaar  heeft een hoog standpunt en kijkt op een object neer.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich hoog in het kunstwerk.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Standpunten
normaal perspectief -  ooghoogte

- horizon in het midden
vogelperspectief


- horizon hoog
kikvors- of kikkerperspectief

-horizon laag

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

TEXTUUR

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

TEXTUUR
Een textuur is de zichtbare en voelbare oppervlakte van een materiaal. 
Voorbeelden van texturen zijn: harig, stekelig, glad, bobbelig enz.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Structuur
Bijvoorbeeld de nerven van een blad
Of de schubben van een vis
De structuur van stof is opgebouwd uit draden
Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.

Structuur is de manier waarop iets in elkaar zit.
Een groter geheel materiaal bestaat vaak uit verschillende kleine delen. 
Die samenstelling van materiaal noem je STRUCTUUR. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Patroon
Als je een vorm steeds herhaalt, dan noem je dat een patroon.
Welke vorm zie je hier steeds terugkeren?
Patronen kunnen ook toevallig ontstaan.
De kunstenaar Escher maakte op bijzondere wijze gebruik van patronen.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Patronen
     Geometrische patronen
   Organische patronen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions