VTD voorbereiding SO2H

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Veux-tu danser? 

Aujourd'hui

-oefenen voor de toets

-leren voor de toets

Objectifs

-Je kan de werkwoorden vervoegen

-Je kan zinnen ontkennend maken

-Je kan de contractions gebruiken

-Je kan de regels voor klinkerbotsing toepassen

Regels

Je gebruikt je eigen naam ( één emoji mag)

Geen antwoorden door de klas roepen

Niet overdreven juichen als je het goed hebt

Je luistert als ik tussendoor uitleg of toelichting geef

Geen rare antwoorden (scheldwoorden of pesten)

werkwoorden vervoegen

Regelmatig -er (parler, danser, manger etc.)

Regelmatig -ir (finir, choisir, applaudir)

regelmatig -re (attendre, entendre, descendre etc.)

Je .......... beaucoup.

1. parle
2. parles
3. parler
4. parlent

Est-ce que tu ... après les cours?

1. attend
2. attends
3. attendent

Les élèves ... les devoirs tous les jours.

1. finis
2. finit
3. finissent
4. finirent

Marie ... une pomme pendant la récréation.

1. manger
2. mange
3. mangent
4. manges

On .... (entendre) beaucoup de bruit dehors.

Tout le monde ... (applaudir).

La négation

Niet/geen =

1. ne ... pas
2. ne ... jamais
3. ne ... plus
4. ne ... personne

Ne ... pas komt om

1. de infinitif (hele werkwoord)
2. het onderwerp
3. de persoonsvorm (eerste werkwoord)

De lidwoorden die na de ontkenning veranderen in "de" zijn:

1. le, la , l', les
2. du, de la, des, de l', un, une

Maak ontkennend:
Je veux aller aux toilettes.

Maak ontkennend:
Sylvie descend l'escalier.

Ils mangent du pain

Als er quelqu'un in de zin staat wordt de onkenning

1. ne ... jamais
2. ne ... plus
3. ne ... personne
4. ne ... pas

Je cherche quelqu'un pour aller à la danse.

Bij deze woorden kies je voor ne ... jamais.

1. quelqu'un, quelque chose, quelque
2. souvent, quelquefois, toujours, tout le temps
3. devant, derrière, sous, entre, sur

Maak ontkennend:
J'ai toujours faim.

Les contractions

Geef voorbeelden van contractions.

Vul de juiste contraction in:
C'est le chat ... famille (vrl.)

1. du
2. des
3. de l'
4. de la

Vul de juiste contraction in:
Il y a beaucoup d'élèves ... école.

1. à la
2. au
3. à l'
4. aux

Vul de juiste contraction in:
J'habite ... Pays-Bas

Les livres sont ... garçon.

1. de la
2. de l'
3. du
4. des

Marie répond ... question de l'enseignant

1. à le
2. au
3. à la
4. aux

klinkerbotsing

Wanneer is er sprake van een klinkerbotsing en wat moet je doen?

Verbeter de klinkerbotsing (1x)
La histoire se répète.

Verbeter de klinkerbotsing (1x)
Si il prend le bus, il est toujours en retard.

Verbeter de klinkerbotsing (2x)
Je ai beaucoup de amis.

Verbeter de klinkerbotsing (2x)
Marie ne a pas vu Pierre à la école.

Leren voor de toets 

Menu au choix

-Woordjes leren section D

-Werkwoorden leren p. 63, 66, 67 (of achterin je boek)

-De contractions leren p. 83

-Klinkerbotsing leren p. 84

-Choisis le bon mot section D p. 86

-Grammatica overzicht op classroom leren.

-Extra oefenstof maken op classroom, al gemaakt? maak een nieuwe kopie. (Antwoorden staan ook op classroom)

-Vragen stellen als iets onduidelijk is!!

-Morgen maken we de formatieve toets.

C'est fini!