Je kunt eenvoudige teksten over personen begrijpen.
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken.
Je kunt het werkwoord sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Je kunt de letters van het alfabet goed uitspreken.
Je kunt de klinkers goed uitspreken.
Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over persoonlijke gegevens.