Modale werkwoorden Herhaling

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Modale werkwoorden

Tegenwoordige tijd

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. dürft

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.

1. muss
2. musst
3. müssen
4. müsst

Welke van de vervoegde modale werkwoorden is fout?

1. sall
2. muss
3. darf
4. kann

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?

1. weiß
2. weißt
3. wissen
4. wisst

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. dürft

modale werkwoorden
In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.

1. kann
2. kannst
3. können
4. könnt

modale werkwoorden
Sander ...... (können) dir helfen.

1. kann
2. könnt
3. können
4. kannst

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) Er ..... noch Hausaufgaben.

1. woll
2. wollt
3. willt
4. will

Modale werkwoorden
..... (wissen) Sie, wo H&M ist?

1. weiß
2. weißen
3. wissen
4. weißt

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(lusten) ..... du Spinat?

1. mögst
2. möge
3. magst
4. mage

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!

1. weiß
2. weißen
3. wissen
4. weißt

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?

1. weiß
2. weißt
3. wissen
4. wisst

Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?

1. kann
2. kannt
3. könn
4. könnt

Wat is geen modale werkwoord?

1. Dürfen
2. müssen
3. können
4. gehen

modale werkwoorden
Ihr ...... (können) es nicht sehen

1. kann
2. kannst
3. können
4. könnt

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.

1. muss
2. musst
3. müssen
4. müsst

Modale werkwoorden
Ich ..... (dürfen) es euch nicht sagen

1. dürfen
2. darf
3. dürft
4. dürf

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?

1. weiß
2. weißt
3. wissen
4. wisst

Modale werkwoorden
Maxine ..... (müssen) noch viel lernen.

1. muss
2. müss
3. müssen
4. musst

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(kunnen) Ich ....... meine Zähne putzen.

1. muss
2. müss
3. musse
4. müsse

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(moeten) Er ..... noch Hausaufgaben machen?

1. müss
2. müust
3. muss
4. musst

Wat betekent het modale werkwoord: dürfen?

1. moeten
2. durven
3. mogen ( aardig vinden)
4. mogen ( toestemming hebben)

Modale werkwoorden Duits

Tegenwoordige tijd

Wat is een modaal werkwoord?

Een modaal werkwoord  (Modalverb)

• komt van 'modaliteit' = wijze van zijn, verschijningsvorm
  

• staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
•  verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Heb je dat in het Nederlands ook?

Ja, kijk maar:

'hij eet' -> zegt iets over wat hij op het moment doet.

'hij wil eten' -> hier verandert het werkwoord 'willen' de betekenis van 'eten' en de zin: het is zijn wens iets te eten.

'hij kan eten' -> hier net zo: hij kan eten, maar moet niet.

'willen' en 'kunnen' zijn voorbeelden van modale werkwoorden.