Burgerschap 1.1 Wie ben ik?

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Cultuur en identiteit

Burgerschap

Wat is jouw identiteit?

H 1.1 Wie ben ik?

H 1.2 Waar hoor ik bij 

H 1.3 wat vind ik normaal
1.4 Hoe ga ik om met verschillen

1.1 Wie ben ik?

Leerdoelen

• Je kent het begrip identiteit. 

• Je kunt beschrijven welke verschillende rollen je hebt in groepen.
  
  
• Je kunt je belangrijkste persoonlijke eigenschappen beschrijven.
  
  
• Je hebt geoefend met kritisch luisteren en vragen stelen

waar denk je aan bij
het woord identiteit?

Wie ben ik?

Als iemand vraagt:
wie ben jij? Wat komt er dan als eerste in je op?

Wat zijn kwaliteiten? 

Wat zijn minder goede eigenschappen?

Wat is jouw identiteit?

Je identiteit is hoe jij jezelf ziet en hoe anderen jou zien.

Een optelsom van allerlei eigenschappen. 

...+...+...+...+...+...+...= ik = uniek

Eigenschappen kunnen te maken hebben met

Afkomst

Uiterlijk

Beroep

Hobby's

Voorbeelden van eigenschappen

Karakter: rustig, druk, vrolijk

Afkomst: Nederlander, Turk, Pool, Groninger, Fries

Uiterlijk: rood haar, donkere huidskleur

Beroep: helpende, kapper, docent

Hobby's: gamen, shoppen, uitgaan, slapen

Groepen

Iedere persoon hoort bij verschillende groepen:

Groep: Mensen die bij elkaar horen,

              die een verbindende factor hebben.

Rol:      Binnen iedere groep heeft elke                              deelnemer een rol

Ieder mens hoort bij verschillende groepen
en heeft daarin verschillende rollen

Een eigen identiteit ontwikkel je door:

• zelfstandig te worden
• een eigen levenstijl te ontwikkelen
• een eigen toekomstplan te maken
• na te denken over de groep waartoe je wilt behoren
  

Je identiteit is:

1. Je beroep.
2. Je persoonlijkheid.
3. Wat jou uniek maakt.

Voorbeelden van eigenschappen zijn:

1. Je afkomst en je karakter.
2. Je naam en je geslacht.
3. A en B zijn juist.

Als je bij een groep hoort:

1. Heb je een rol in die groep.
2. Heeft dat niets met identiteit te maken.
3. Is dat een van jouw eigenschappen.

Een rol bepaalt:

1. Bij welke groep je hoort.
2. Je persoonlijkheid in de groep.
3. Je relatie met anderen in de groep.

Wat hoort bij identiteit?

1. Je hebt je teen gestoten.
2. Je hebt bruine ogen.
3. Je hebt een koelkast.
4. Je rekeningnummer is 78955746.

Beschrijf jezelf in drie eigenschappen

Welke eigenschappen zijn belangrijk voor een dienstverlenend beroep?

Welke rollen heb jij in je familie?

Welke rollen heb jij op je werk?

Evaluatie leerdoelen

• Je kent het begrip identiteit. 

• Je kunt beschrijven welke verschillende rollen je hebt in groepen.
  
  
• Je kunt je belangrijkste persoonlijke eigenschappen beschrijven.
  
  
• Je hebt geoefend met kritisch luisteren en vragen stelen

Wat is jouw identiteit?

H 1.1 Wie ben ik?

H 1.2 Waar hoor ik bij

H 1.3 wat vind ik normaal

1.4 Hoe ga ik om met verschillen