Werkwoordspelling: verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden:
sterke werkwoorden en
zwakke werkwoorden
- Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> liepen
- Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken --> maakten vullen --> vulden