DH5A Oefetoets Periode 2 Examenidioom

DH5A - OEFENTOETS P2
Signaalwoorden
tekstverbanden
Positieve en negatieve strekking
veel voorkomende vraagstellingen
stukje tekst met signaalwoorden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

DH5A - OEFENTOETS P2
Signaalwoorden
tekstverbanden
Positieve en negatieve strekking
veel voorkomende vraagstellingen
stukje tekst met signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden DN
De volgende vragen gaan over de signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Kies de juiste vertaling van:
zusätzlich
A
bovendien
B
ofschoon
C
daarbij
D
alsook

Slide 3 - Quiz

Geef de juiste vertaling van:
stattdessen
A
tijdens
B
in plaats daarvan
C
ondertussen
D
staat er tussen

Slide 4 - Quiz

Geef aan wat voor soort signaalwoord:
aber
A
reden, oorzaak
B
tegenstelling
C
gevolg, conclusie
D
tijd

Slide 5 - Quiz

Vertaal het woord:
inzwischen

Slide 6 - Open question

Vertaal het woord:
sogar

Slide 7 - Open question

Vertaal het woord:
nur

Slide 8 - Open question

Vertaal:
schließlich

Slide 9 - Open question

Vertaal het woord:
nicht… sondern

Slide 10 - Open question

Vertaal het woord:
damit

Slide 11 - Open question

Vertaal:
übrigens

Slide 12 - Open question

Tekstverbanden
De volgende vragen gaan hierover.

Slide 13 - Slide

Kies de juiste vertaling/tekstverband van:
die Schlussfolgerung
A
de conclusie
B
het uitsluitsel
C
het eindresultaat
D
De uitkomst van de overdenking, argument en observatie

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vertaling/tekstverband
Erläuterung
A
verlichting
B
toelichting
C
verklaring
D
de alinea

Slide 15 - Quiz

Vertaal het woord/tekstverband:
Abstrahierung

Slide 16 - Open question

Vertaal het woord/tekstverband:
Widerlegung

Slide 17 - Open question

Positieve en negatieve strekking
De volgende vragen gaan over positieve en negatieve woorden

Slide 18 - Slide

Vertaal/is het positief of negatief:
gelingen

Slide 19 - Open question

Vertaal/is het positief of negatief:
scheitern

Slide 20 - Open question

Vertaal/is het positief of negatief:
kaum

Slide 21 - Open question

Vertaal/is het positief of negatief:
erlaubt

Slide 22 - Open question

Veel voorkomende vraagstelling
De komende vragen gaan over veel voorkomende vraagstelling

Slide 23 - Slide

Vertaal deze vraagstelling:
Welcher Titel passt inhaltlich am besten zu diesem Text?

Slide 24 - Open question

Vertaal deze vraagstelling:
Was kann man aus dem Text schließen?

Slide 25 - Open question

Vertaal deze vraagstelling:
Welche Aussage über X trifft zu?

Slide 26 - Open question

Vertaal deze vraagstelling:
Worüber staunt der Verfasser im 4. Absatz? – Über die Tatsache, dass ...

Slide 27 - Open question

Vertaal deze vraagstelling:
Aus welchem Anlass wurde der Artikel geschrieben?

Slide 28 - Open question

Vertaal deze vraagstelling:
Mit welchen Worten illustriert der Verfasser diese Behauptung?

Slide 29 - Open question

Du bist fertig

Je kunt de toets nu afsluiten

Slide 30 - Slide