Fictiebegrippen - test jezelf

Fictiebegrippen - test jezelf
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Fictiebegrippen - test jezelf

Slide 1 - Slide

psychologisch verhaal
avonturenverhaal
science fiction
oorlog en verzet
liefdesverhaal
sociaal/politiek verhaal
misdaadverhaal
historisch verhaal
detective
thriller
fantasy

Slide 2 - Drag question

Een roman is hetzelfde als een liefdesverhaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een misdaadverhaal en een detective?

Slide 4 - Open question

Het genre 'oorlog en verzet' hoeft niet alleen over de Tweede Wereldoorlog te gaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Bij een psychologisch verhaal is de hoofdpersoon psychisch niet in orde.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is een belangrijk verschil tussen een toekomstverhaal en science fiction?

Slide 7 - Open question

'Drugs' kan een genre zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat hebben het onderwerp en het thema van een verhaal met elkaar te maken?

Slide 9 - Open question

ik-perspectief
hij/zij-perspectief
alwetende verteller
Dat was een spannend moment voor Manon. Maar ze is er nog niet. Zij weet niet dat het volgende week pas echt moeilijk gaat worden.
We lopen gespannen door de donkere straten. Ik kijk nog een keer om. Volgt hij ons echt niet?
Torak hield zijn adem in. Door de kieren in zijn schuilhut zag hij blauwachtige licht van de maan.

Slide 10 - Drag question

Wat is een belangrijke overeenkomst tussen ik-perspectief en hij/zij-perspectief?

Slide 11 - Open question

Ik-perspectief en hij/zij-perspectief lijken veel op elkaar. Maar er is één belangrijk verschil. Wat is dat?

Slide 12 - Open question

Met vertelde tijd wordt bedoeld ...
A
... wanneer het verhaal zich afspeelt
B
... of het verhaal zich in de verleden tijd of nu afspeelt
C
... hoe lang het verhaal duurt
D
... hoe lang je erover doet om het verhaal te lezen

Slide 13 - Quiz

Als een verhaal in niet-chronologische volgorde is geschreven, dan ...

Slide 14 - Open question

Het begint met een inleiding.
Het begint aan het begin van de gebeurtenissen.
Het begint middenin de gebeurtenissen.
Het begint aan het einde van de gebeurtenissen.
Het verhaal wordt verteld als één grote flashback.
Je begint verderop in het verloop en ontdekt gedurende het verhaal wat ervoor is gebeurd.
Je maakt kennis met belangrijke personages en de situatie.
Je volgt het verhaal vanaf het begin.

Slide 15 - Drag question

Wanneer heeft een verhaal een gesloten einde?

Slide 16 - Open question

Een boek dat deel uitmaakt van een serie boeken heeft altijd een open einde.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de opbouw van een boek?
A
Hoe het boek letterlijk in elkaar zit.
B
Of het in chronologische of niet-chronologische volgorde is geschreven.
C
Wat er achter elkaar in het boek gebeurt.
D
Waar en wanneer het boek zich afspeelt, wie de hoofdpersonen zijn enz.

Slide 18 - Quiz

Dit verhaal speelt zich af in het verleden.
In een denkbeeldige wereld staat e strijd tussen goed en kwaad centraal.
Techniek speelt een grote rol, vaak in een verzonnen tijd en ruimte.
Het oplossen van een misdaad staat centraal
De personages beleven allerlei avonturen.
Het verhaal draait om liefde.
De innerlijke ontwikkeling staat centraal.
Verhaal over o.a. politiek, racisme, onderdrukking
De misdaad zelf staat centraal.
Verhalen over en uit een oorlog.
Spannend verhaal vol actie, vaak met ingewikkelde plot.

Slide 19 - Drag question

Verhaallijn, rode draad, plot zijn (min of meer) hetzelfde. Wat bedoelen we hiermee?

Slide 20 - Open question