Past Simple: Engelse verleden tijd




Past Simple: Engelse verleden tijd
R. Demir
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson




Past Simple: Engelse verleden tijd
R. Demir

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie Engelse zinnen in de past simple vorm maken en begrijpen. 
Jullie kennen de regels en uitzonderingen. 

Slide 2 - Slide

Leg kort uit wat de leerdoelen van de les zijn.

What did you do yesterday?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je al over de past simple?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat is de past simple?
De past simple is de Engelse verleden tijd. Het wordt gebruikt om te praten over iets wat in het verleden is gebeurd en klaar is. Bijvoorbeeld: I walked to the store.

Slide 5 - Slide

Leg uit wat de past simple is en geef een voorbeeld.
Regelmatige werkwoorden
Bij regelmatige werkwoorden voeg je -ed toe aan de stam van het werkwoord. Bijvoorbeeld: talk → talked.

Slide 6 - Slide

Leg uit hoe je regelmatige werkwoorden vervoegt in de past simple.
Onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden hebben geen regelmatige uitgang. Bijvoorbeeld: go → went. Er zijn veel onregelmatige werkwoorden, dus het is belangrijk om ze te leren.

Slide 7 - Slide

Leg uit hoe je onregelmatige werkwoorden vervoegt in de past simple.
Uitzonderingen
Er zijn enkele uitzonderingen op de regels voor regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Bijvoorbeeld: bij de werkwoorden ending in -y verander je de -y naar -ied. Bijvoorbeeld: study → studied.

Slide 8 - Slide

Leg uit dat er uitzonderingen zijn en geef enkele voorbeelden.
Oefening: regelmatige werkwoorden
Verander deze werkwoorden in de past simple: 
1. walk → ______ 
2. talk → ______ 
3. play → ______

Slide 9 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.
Oefening: onregelmatige werkwoorden
Verander deze werkwoorden in de past simple: 
1. go → ______ 
2. eat → ______ 
3. see → ______

Slide 10 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.
Oefening: uitzonderingen
Verander deze werkwoorden in de past simple: 
1. study → ______ 
2. try → ______ 
3. play → ______

Slide 11 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om de werkwoorden in de past simple te veranderen.
Toepassen in zinnen
Nu we weten hoe we werkwoorden in de past simple moeten vervoegen, kunnen we ze gebruiken om zinnen te maken. Bijvoorbeeld: He walked to the store.

Slide 12 - Slide

Leg uit hoe je werkwoorden in de past simple kunt gebruiken in zinnen.
Oefening: zinnen maken
Maak zinnen in de past simple: 
1. I / walk / to school. 
2. She / eat / pizza.
 3. They / see / a movie.

Slide 13 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om zinnen in de past simple te maken.
What did they do?

Welke is fout?
A
They visited a museum.
B
They played soccer.
C
They saw a movie.
D
They goed shopping.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

What did I do on my way to school?

Welke is fout?
Tekst
A
I taked the bus to school.
B
I rode my bike to school.
C
I walked to school.
D
I drove to school.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Vraagzinnen
Om een vraag te maken in de past simple, gebruik je het hulpwerkwoord 'did' en het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: Did you walk to the store?

Slide 16 - Slide

Leg uit hoe je vraagzinnen in de past simple maakt.
Oefening: vraagzinnen maken
Maak vraagzinnen in de past simple: 
1. He / walk / to the park. 
2. You / see / the new movie. 
3. They / play / basketball.

Slide 17 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om vraagzinnen in de past simple te maken.
Maak vraagzinnen in de past simple:
1. He / walk / to the park.
2. You / see / the new movie.
3. They / play / basketball.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Ontkenning
Om een zin te ontkennen in de past simple, gebruik je het hulpwerkwoord 'did not' en het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: I did not walk to the store.

Slide 19 - Slide

Leg uit hoe je ontkenning in de past simple maakt.
Oefening: ontkenning maken
Maak ontkenning in de past simple: 
1. I / eat / pizza. 
2. We / see / the movie. 
3. They / play / soccer.

Slide 20 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om ontkenning in de past simple te maken.
Maak ontkenning in de past simple:
1. I / eat / pizza.
2. We / see / the movie.
3. They / play / soccer.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Samenvatting
De past simple is de Engelse verleden tijd. Regelmatige werkwoorden krijgen -ed aan het eind. Onregelmatige werkwoorden hebben geen vast patroon en zijn belangrijk om te leren (Gaan we straks ook oefenen). Er zijn enkele uitzonderingen op de regels. Om een vraag of ontkenning te maken, gebruik je het hulpwerkwoord 'did'.

Slide 22 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Maak een ontkenning in de past simple met 'eat'.
A
I did not eat pizza.
B
I didn't eating pizza.
C
I don't eat pizza.
D
I not eat pizza.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?
A
Did they playing basketball?
B
Do they played basketball?
C
They played basketball?
D
Did they play basketball?

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin in de past simple met 'see'.
A
I saw a movie last night.
B
I am seeing a movie right now.
C
I see a movie later.
D
I have seen a movie yesterday.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de verleden tijd van 'try'?
A
tried
B
trie
C
tries
D
trying

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de verleden tijd van 'play'?
A
played
B
plays
C
playful
D
playing

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Leesopdracht!

Slide 28 - Slide

Sluit de les af.
Blooket!



Test je kennis met het spel over de past simple en have fun!


Slide 29 - Slide

Maak een quiz om te testen of de leerlingen de lesstof hebben begrepen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 30 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 31 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat is de past simple in het Engels?
A
De verre verleden tijd
B
De toekomende tijd
C
De tegenwoordige tijd
D
De Engelse verleden tijd

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Zijn er uitzonderingen op de regels van de past simple?
A
Misschien
B
Soms
C
Ja
D
Nee

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de beste manier om onregelmatige werkwoorden te leren?
A
Door ze te schrijven
B
Door ze te oefenen
C
Door ze te lezen
D
Door ze te horen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord dat gebruikt wordt om een vraag of ontkenning te maken?
A
done
B
do
C
does
D
did

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het patroon voor reguliere werkwoorden in de past simple?
A
-s of -es aan het eind
B
geen vast patroon
C
-ing aan het eind
D
-ed aan het eind

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions