Recap unit 2

Recap unit 2
- Past perfect vs past simple
- The passive
- Possessives
- Conjunctions
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Recap unit 2
- Past perfect vs past simple
- The passive
- Possessives
- Conjunctions

Slide 1 - Slide

How well do you know these grammar items?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Past perfect vs past simple

Slide 3 - Slide

How do we form past perfect?

Slide 4 - Open question

How do we form past simple?

Slide 5 - Open question

Past perfect
Past simple
1e actie in het verleden
Tweede actie in het verleden

Slide 6 - Drag question

Hoe maak je ook alweer een voltooid deelwoord?

Slide 7 - Open question

Past perfect
1e actie in het verleden

had + voltooid dw
hadn't + voltooid dw
Had + onw + voltooid dw

Tip: Vraag jezelf af, wat was de eerste actie?
Past simple
Alle acties in het verleden erna

ww + ed / 2e rijtje
didn't + hele ww
Did + onw + hele ww

Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord 
werkwoord + ed 
of 
3e rijtje achterin je boek bij onregelmatige werkwoorden

Slide 9 - Slide

Do the exercise
1. Meaghan ______ (drive) to Portland to find out that she _____ (forget) her passport. 
2. He ____ (walk) the dog before he _____ (go) to school.
3. _____ your parents already _____ (leave) when you _____ (come) home?
4. The accident ____ just ____ (happen) when you _____ (arrive)
5. We _____ (ask) her a question right after she ____ (finish) her exam.
6. They _____ already_____ (check) in their bags before they _____ (board) the plane.

Slide 10 - Slide

Answers
1. Meaghan drove (drive) to Portland to find out that she had forgotten (forget) her passport. 
2. He had walked (walk) the dog before he went (go) to school.
3. Had your parents already left (leave) when you came (come) home?
4. The accident had just happened (happen) when you arrived (arrive).
5. We asked (ask) her a question right after she had finished(finish) her exam.
6. They had already checke(check) in their bags before they boarded(board) the plane.

Slide 11 - Slide

The passive
The flowers were sold in the morning.

Slide 12 - Slide

The passive
Actieve zin: The postman delivered the mail. 
The postman = onderwerp 
delivered = persoonsvorm
the mail = lijdend voorwerp

Bij een passive is het lijdend voorwerp onderwerp van de zin. 
Dus de zin begint met: The mail... 

Slide 13 - Slide

The passive
Daarna kijk je naar de persoonsvorm van de actieve zin, staat die in verleden of tegenwoordige tijd? 
Tegenwoordige tijd = am/are/is
Verleden tijd = was/were
+ voltooid dw

Dus de zin begint met: The mail was delivered

Slide 14 - Slide

The passive
Dan de rest van de zin.
Je mag erbij zetten door wie (onderwerp van de actieve zin)

Dus de zin begint met: The mail was delivered (by the postman)

Slide 15 - Slide

The passive
Dan de rest van de zin.
Je mag erbij zetten door wie (onderwerp van de actieve zin)

Dus de zin begint met: The mail was delivered (by the postman)

Slide 16 - Slide

The passive
Wat als er geen actieve zin is?

The mail _______ (deliver) by the postman

Vraag jezelf af of het onderwerp van de zin de actie kan doen of de actie ondergaat. 
The mail deliverd by the postman is gek! 

Slide 17 - Slide

Active to passive sentence
1. Joseph doesn't  wash the windows very often.
2.  Two brothers run this shop.
3. My husband bought flowers for our anniversary.
4. My friends invited me to the party.

Slide 18 - Slide

The programme ____ (sponsor) today by Shell.

Slide 19 - Open question

The game _____ (play) two hours ago.

Slide 20 - Open question

Possessives 's and of

Slide 21 - Slide

Which one is correct?
A
The book of Josie
B
Josie's book
C
Josie' book

Slide 22 - Quiz

Which one is correct?
A
The back of the book
B
The book's back
C
The book' back

Slide 23 - Quiz

Mijn vrienden hun telefoontjes
A
The phones of my friends
B
My friend's phones
C
My friends' phones

Slide 24 - Quiz

Dus wanneer gebruik je ' of 's?
A
Als het bezit is van een persoon/dier
B
Als het bezit is van een ding

Slide 25 - Quiz

Conjunctions

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

How well do you know these grammar items?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll