HAVO 3 3.2 sparen en beleggen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Economie

Hoofdstuk 3 Het huishouden 

Paragraaf 3.2 Sparen en lenen

Herhaling lesdoelen 3.1

- Waarom moet je je uitgaven goed afstemmen op je inkomsten?
- Welke soorten inkomsten en uitgaven zijn er?
- Hoe ga je om met overschotten en tekorten?

Formule van besteedbaar inkomen

1. Arbeidsinkomen+ inkomen uit bezit + overdrachtsinkomen - belastingen - premies - overige inhoudingen
2. Loon- sociale premies - belastingen.
3. Brutoloon - belastingen - premies -overige inhoudingen
4. Arbeidsinkomen+ overdrachtsinkomen - premies - overige inhoudingen

Wat is geen inkomen uit vermogen?

1. Winst
2. Uitkering
3. Pacht
4. Huur

Wat is geen overdrachtsinkomen?

1. bijstand
2. kinderbijslag
3. huurtoeslag
4. salaris

Wat is budgetteren?

1. Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
2. een (financieel) plan maken
3. geld sparen
4. geld uitgeven

Welke soorten uitgaven zijn er?

1. Vaste lasten
2. Huishoudelijke uitgaven
3. Reserveringsuitgaven
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?

1. Huishoudelijke uitgaven
2. Vaste lasten
3. Reserveringsuitgaven

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?

1. Huishoudelijke uitgave
2. Vaste lasten
3. Reserveringsuitgave

Wat is een begrotingstekort

1. inkomsten zijn gelijk aan uitgaven
2. inkomsten zijn groter dan uitgaven
3. uitgaven zijn groter dan inkomsten
4. mogelijkheden om je inkomsten te besteden

Economie

Hoofdstuk 3 Het huishouden 

Paragraaf 3.2 Sparen en lenen

Lesdoelen 3.2

- Waarom zou je sparen?

- Hoe bereken je rente en het spaarsaldo?

- Wat zijn de verschillen tussen sparen en beleggen?

Spaarmotieven

sparen voor een doel

sparen uit voorzorg
sparen voor de rente

Rente (enkelvoudig)

Rentebedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren

Totale bedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren + spaartegoed

Voorbeeld:

Roberto heeft €200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.

€200: 100 X 3(%) = € 0,03

Rente na 1 jaar        → €200 x 0,03 x 1

Rente na 2 jaar       → €200 x 0,03 x 2

Rente na 1 maand → €200 x 0,03 x 1 : 12

Bereken de enkelvoudige rente na 1 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente

1. €50,00
2. €60,00
3. €30,00
4. €40,00

Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente

1. €80,00
2. €120,00
3. €60,00
4. €100,00

Bereken de enkelvoudige rente na 1,5 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente

1. €80,00
2. €120,00
3. €60,00
4. €100,00

Bereken de samengestelde rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente

1. 1081,60%
2. €1082,00
3. €1061,80
4. €1081,60

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente

1. 1124,86
2. €1024,86
3. twee keer de helft
4. €1124,86

Inflatie

Wat is geen spaarmotief?

1. Voorzorg
2. Doel
3. Vakantie
4. Rente

Door de inflatie kan ik...

1. meer besteden
2. minder besteden

Boeken

Boeken en schrift op tafel

Als je 10.000 euro op een bankrekening zet waarop je jaarlijks 4% samengestelde interest ontvangt, dan heb je na 21 jaar:

1. 18.400,00
2. 11.713,56
3. 22.787,68
4. 11.713.555,76

huiswerk:

opgaven 3.2