Onbepaald lidwoord 2tl

Was machen wir heute?
- Mediadossier tussentijds inleveren, wann?
- Grammatik Wiederholung
- Aufgaben machen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Was machen wir heute?
- Mediadossier tussentijds inleveren, wann?
- Grammatik Wiederholung
- Aufgaben machen

Slide 1 - Slide

Lernziel
- Je kunt het onbepaald lidwoord ein en het woord kein gebruiken.

Slide 2 - Slide

Mediadossier
Wanneer alles tot nu toe af?
week 8, dinsdag/woensdag.

Alles kwijt? Opnieuw maken

Inleveren in Classroom. 
Maak je een snelhechter? 
Foto’s in Classroom uploaden.

Slide 3 - Slide

Mediadossier

Slide 4 - Slide

Grammatica proefwerk
Wat moet je weten?
- Wanneer gebruik je ein/eine/ein/keine?
- Hoe bepaal ik der/die/das/die?

Hoe komt het op de toets?
1. (een). Mein Vater hat … Schwester. 
2. (kein/keine). Lisa will … Pommes essen.

Slide 5 - Slide

Hoe bepaal je der/die/das/die?

Slide 6 - Mind map

Wanneer ‘der’?
- Mannelijke personen of dieren

Slide 7 - Slide

Wannneer ‘die’?
- Vrouwelijke personen of dieren

- Dingen die eindigen op -e: 
die Adresse, die Toilette, die Schule, die Lampe


Slide 8 - Slide

Wanneer ‘das’?
Veel het-woorden in het Nederlands zijn in het Duits das-woorden.

het kind -> das Kind
het haar -> das Haar
het dorp -> das Dorf
het land -> das Land

Slide 9 - Slide

Wanneer ‘die’?
Bij meervoud

die Eltern, die Schuhe, die Gabeln, die Geschwister, die Pommes, die Nudeln.

Slide 10 - Slide

… Lehrerin
A
der Lehrerin
B
die Lehrerin
C
das Lehrerin
D
die Lehrerin (mv)

Slide 11 - Quiz

… Bruder
A
der Bruder
B
die Bruder
C
das Bruder
D
die Bruder (mv)

Slide 12 - Quiz

… Nudeln
A
der Nudeln
B
die Nudeln
C
das Nudeln
D
die Nudeln (mv)

Slide 13 - Quiz

… Haustier
A
der Haustier
B
die Haustier
C
das Haustier
D
die Haustier (mv)

Slide 14 - Quiz

das Kaninchen
A
ein Kaninchen (mannelijk)
B
eine Kaninchen (vrouwelijk)
C
ein Kaninchen (onzijdig)
D
keine Kaninchen (mv)

Slide 15 - Quiz

der Onkel
A
ein Onkel (mannelijk)
B
eine Onkel (vrouwelijk)
C
ein Onkel (onzijdig)
D
die Onkel (mv)

Slide 16 - Quiz


Waarom staat er bij meervoud 'X'?

Slide 17 - Open question


Hoe kunnen de roodgekleurde 
letters je helpen te onthouden 
of het ein/eine en kein/keine is?

Slide 18 - Open question

Habt ihr auch um zehn Uhr (een) … Pause?
die Pause
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 19 - Quiz

Hier musst du (een) … Adresse angeben.
die Adresse
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 20 - Quiz

(Een) … Freund von meinem Vater spielt auch Gitarre.
der Freund
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 21 - Quiz

In diesem Zoo gibt es leider (geen) … Affen.
die Affen
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 22 - Quiz

… Bett
das Bett
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 23 - Quiz

… Brot
das Brot
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 24 - Quiz

… Messer
das Messer
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 25 - Quiz

… Großeltern
die Großeltern
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 26 - Quiz

… Fisch
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 27 - Quiz

… Kartoffeln
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 28 - Quiz

… Kuh
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 29 - Quiz

… Elefant
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 30 - Quiz

… Glas
A
ein (mannelijk)
B
eine (vrouwelijk)
C
ein (onzijdig)
D
keine (mv)

Slide 31 - Quiz

Fische haben (geen) …. Beine
A
kein
B
keine

Slide 32 - Quiz

Hast du (geen) … Hefte mehr?
A
kein
B
keine

Slide 33 - Quiz

(Een) … Stunde dauert 60 Minuten.
A
ein
B
eine

Slide 34 - Quiz

Am liebsten streichelt sie (een) … Schaf.
A
ein
B
eine

Slide 35 - Quiz

Machen

Seite 168

Aufgabe 43: Text lesen & Fragen beantworten 
Aufgabe 44: Wat betekent het dik gedrukte woord?
Seite 190 & 191 (Aufgabe 1 t/m 4)

Slide 36 - Slide