les 5

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • laptop (dicht) + schrift + etui
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • laptop (dicht) + schrift + etui

Slide 1 - Slide

Wie is aanwezig?
Huiswerk niet af of geen spullen bij?  Geef dit aan als ik je naam roep!

Slide 2 - Slide

Wat staat op de planning?
-planagenda
- online opdrachten af???
- haben en sein
-Zn vervangen met een persoonlijk voornaamwoord
- online opdrachten


Slide 3 - Slide

Planagenda:
30 oktober 2023: Duits Proefwerk
13 november 2023: Duits SO schijfvaardigheid:woordenboek meenemen N-D

PW Stof:
- werkwoorden vervoegen wohnen en heißen
- vraagwoorden
- bepaalde lidwoorden der/die/das (basisregel en aanvullende regels)
- zn vervangen door een persoonlijk voornaamwoord (er/sie/es)
- haben / sein
timer
3:00

Slide 4 - Slide

opdrachten af????

Slide 5 - Slide

Vervoeg het werkwoord reisen

Slide 6 - Mind map

Vervoeg het werkwoord machen

Slide 7 - Mind map

de vraagwoorden

Slide 8 - Slide

..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 9 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 10 - Quiz

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 11 - Quiz

..... bist du geboren?
A
Wann?
B
Woher?
C
Wohin?
D
Wer?

Slide 12 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
A
Wie?
B
Was?
C
Wann?
D
Wer?

Slide 13 - Quiz

..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
A
Warum?
B
Welche?
C
Wo?
D
Woher?

Slide 14 - Quiz

..... bist du nicht in der Schule?
A
Wohin?
B
Wie?
C
Warum?
D
Was?

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

vervang het zn met een persoonlijk voornaamwoord 

1. Der Ball rollt  = _________ rollt. 
2. Die Frau ist schön = _________ ist schön. 
3. Das Essen ist lecker = _________ ist lecker. 
4. Die Olympische Spiele sind erfolgreich = ______ sind erfolgreich.



Slide 17 - Slide

haben en sein

Slide 18 - Slide

timer
5:00
Aantekening

Slide 19 - Slide

Übung
vul de juiste vorm van haben in

1. Ich .........  einen Hund
2. Sie ........ es nicht getan
3. Wir ....... das nicht gelernt
4. Ihr ......... das doch gemacht.

Slide 20 - Slide

Übung
vul nu de juiste vorm van sein in

1. Er ...... sechzehn Jahre alt
2. Sie ..... dort gewesen. 
3. Hannah ..... die Schwester von Bernd. 
4. Sie ...... Leherin von Beruf

Slide 21 - Slide

zelfstandig en stil werken:
af in de les online:
2.5 opdracht 10a en b  / 11 / 12 
2.6 opdracht 1a en 1b

Klaar? --> controleer je aantekeningen in 
je schrift (zie in Teams Word document)
timer
20:00

Slide 22 - Slide